Syreni
Elke donderdag komt er een nieuw hoofdstuk. Mocht het nou een dag later of eerder verschijnen, dan ligt dat aan school, huiswerk, enz.
Marieke
Proloog
~¤~
Ik was vijf toen ik hem voor het eerst zag.
Mijn moeder had me voor het eerst mee op jagen genomen en ze zei dat we ‘klein gingen beginnen’. Dat bedoelde ze zowel letterlijk als figuurlijk.
Ik was nog klein, dus ik zou geen volwassenen van het strand of van hun boot af kunnen trekken. Maar een kleine (het letterlijke deel) jongen van zijn zandkasteel wegrukken was een eitje, zelfs voor een peuter.
Mam was samen met de andere volwassenen aan het jagen in dieper water en ik en mijn zus waren bij de kust, onder water, klaar voor de aanval.
Ik tel tot drie, zei mijn zus.
Oké, antwoorde ik. En dan?
Dan val je aan, dombo.
O. Oké.
Mijn zus telde tot drie en ik zwom langzaam naar de kant, alsof ik sloop door het water. Ik scherpte mijn nagels, maakte me klaar voor de aanval.
Maar toen zag ik zijn gezicht.
Hij had van dat haar dat vreemd was in deze streek. Zwart. Echt pikzwart. Als de nacht.
Maar dat was niet de reden dat ik hem aan bleef staren. Dat deed ik omdat zijn grijsgroene ogen me recht aankeken.
Waar wacht je op? vroeg mijn zus.
Hij keek me nog even zwijgend aan, maar bood me toen een van de schepjes aan. Alsof hij vroeg ‘speel je mee?’.
Ik schudde mijn hoofd. Het was alsof ik ‘nee, dat kan niet. Dat mag niet’ antwoorde. De vreemde, zwijgende conversatie die we hadden maakte de situatie alleen maar gekker.
Shit! Zijn moeder! Mijn zus vluchtte snel naar dieper water.
Ik staarde de jongen nog precies drie seconden aan en toen dook ik achter haar aan.
Maar ik hoorde de jongen nog tegen zijn moeder ‘Meermin, meermin!’ roepen.
~¤~
Sindsdien leek ik die jongen overal tegen te komen.
Als ik naar huis zwom, als ik door de stad liep. Altijd herkende ik zijn donkere haar en die vreemde ogen, die zelfs toen hij klein was er oud en wijs uitzagen. Eerst was het toeval, maar na een tijdje begon ik hem te zoeken. Ging naar de supermarkt als hij daar werkte, ging zwemmen als hij surfte. Ik zag hem, maar hij mij niet. Hij stond op het podium, in het felle licht en ik stond in de coulissen toe te kijken. Na een tijdje stopte ik met kijken, liep ik steeds verder weg van het podium, maar toch bleef ik hem zien.
Hij werd ouder, net als ik. Hij werd een tiener, net als ik.
Hij was een mens, ik niet.
Hoofdstuk 1
~¤~
De eerste fout is altijd de grootste.
Het was altijd warm in Syreni Valley, maar vandaag was het niet uit te houden.
Het was om zes uur in de ochtend al dertig graden en nu zaten we met veertig graden in een snikheet klaslokaal. En dan hadden we ook nog een wiskunde! Ze moeten ons zonvrij geven, in plaats van sneeuwvrij. Want sneeuwvrij zat er voor ons niet in.
‘Meneer, mogen we alstublieft eerder weg?’ vroeg Trixie aan meneer Joe.
Hij wreef over zijn bezwete voorhoofd terwijl de hele klas instemmend mompelde. ‘Ik zou jullie graag vrij willen geven, mevrouw Praeditos, maar volgens het schoolreglement is dat verboden.’
Trixie kreunde en de rest van de klas deed hetzelfde. Ikzelf wilde ook het liefst naar huis. Thuis hadden we airco. En water. Twee dingen die je op school niet hebt.
Ik stak mijn hand op.
‘Ja, June Praeditos?’ vroeg meneer Joe vermoeit.
Ik vond het nooit fijn dat ik en Trixie dezelfde achternaam hadden, maar dat had je nou eenmaal met familie. ‘U kunt ons toch stiekem vrijgeven? We zullen heel stil naar huis gaan, zodat geen andere leerling het doorheeft.’ Niet dat er om half vier nog zoveel leerlingen op school waren.
Weer instemmend gemompel in de klas.
Meneer Joe keek even benauwd, maar knikte toen. ‘Oké, maar wel heel stil. En de volgende les hebben jullie allemaal paragraaf drie af!’
Niet echt heel erg stil pakten we onze spullen en verlieten het snikhete lokaal, de snikhete gang op.
‘June flikt het hem weer, hoor!’ zei Kyle, die me een vriendschappelijk stootje gaf. ‘June kan alles!’ riep hij, veel te hard.
‘Ssst, Kyle. Alsjeblieft. Wil je soms dat lokaal weer in?’ snauwde Trixie.
Kyle kreunde. ‘De ijsprinses is zo koel, zelfs in dit weer! Ga je mee naar het strand, Trix?’
Ze trok een gezicht. ‘Nee, ik en June hebben een… familiebijeenkomst.’
Ik huiverde. ‘Is dat vandaag?’
Trixie keek me streng aan. ‘Ja, dat is vandaag. Bel Noxia en zeg dat ze ons op komt halen, ik ga niet met dit weer in de bus.’
Trixie wist best dat mijn zus nog school had, maar had er net zoals ik niet veel vertrouwen in dat ze daadwerkelijk op school was.
Ik pakte mijn mobiel en belde mijn zus.
‘Wat?’
Natuurlijk was ze niet op school. Natuurlijk spijbelde ze. ‘Hé, zou je ons op kunnen komen halen?’
‘Zijn jullie al uit, dan?’
‘Ja, vanwege de hitte kregen we eerder vrij. Kom je ons nou halen of niet?’
‘Wie ons? Moet ik het busje meenemen of gewoon mijn Mini?’
‘Alleen Trixie en ik, dus je Mini.’
Mijn zus hing op.
‘Nou? Komt ze?’ vroeg Trixie. De gang was inmiddels leeg, iedereen was naar huis, naar het strand.
Maar ik hoopte voor hen niet in het water.
Ik en mijn familie, en dan bedoel ik echt mijn hele familie, zusjes, nichten, partners van mijn nichten, tantes, partners van mijn tantes, opa’s en oma’s en natuurlijk mijn ouders, woonden allemaal in de luxewoningen aan de zee. Mijn familie had de huizen jaren geleden zelf aan het privé strand gebouwd. Niemand wist precies hoe we woonden, want grote, dichte hekken stonden om zowel onze woningen als om ons strand heen. Zwemmen zonder dat mensen je raar aankeken omdat je een… vreemd ding aan je benen hebt hangen was erg rustgevend.
We liepen het grootste huis in, het huis van Trixie, haar zusje en haar ouders. Ook al waren ze maar met zijn vieren, ze hadden het grootste huis. Dat kwam doordat het het hoofdkwartier was. En zoals je misschien al had geraden, waren de ouders van Trixie de leiders.
‘Trix, je bent er!’
Meggie en Doris waren nichten van ons en Trixie, maar in de familie waren zij het onafscheidelijk groepje. We zaten niet bij elkaar op school, omdat ze de nieuwste generatie zo goed mogelijk uit wilde spreiden over de stad.
Dat deden ze omdat ons volk alleen uit vrouwen bestond. Daar bedoelde ik mee dat alle zeemeerminnen, ja, je hoort het goed, wij waren zeemeerminnen, vrouwen waren. De enige manier om een mannelijk zeemeerman te schapen, was door een normaal mens je kussen. Alleen een ‘ware liefdeskus’ kon een meerman creëren. Daarom had geen van de zeemeerminnen onder de achttien een partner. Pas als je je ware liefde ontmoet hebt, niet een of andere kalverliefdheid, kreeg je de gave om een meerman te creëren. Het was complexe magie, die geen enkele volwassen zeemeermin aan me uit wilde leggen.
Mijn Tante Dorien, moeder van Meggie, kwam de hal binnengelopen. ‘Meisjes, meisjes. We gaan beginnen met de jacht. Kom, kom.’
Ik slikte. De jacht.
Een klein dingetje dat de meeste mensen vaak vergeten als ze aan zeemeerminnen denken. We jagen.
Op het land zijn we niet in ons voordeel, dus kunnen we niet jagen op dergelijke landdieren, ook al vinden we die het lekkerst. Maar mensen surfen, mensen zwemmen, mensen maken zandkastelen op het strand. Dat was wat we deden, we joegen op elk landdier dat ook maar iets te dichtbij het water kwam. De mens was het beste voorbeeld.
Natuurlijk jagen we niet altijd met de hele familie, meestal ging het per generatie. Maar eens in de zoveel tijd gingen we met de hele familie en dat was dan gelijk een bloedbad. Deze keer gingen we met de hele familie omdat nicht Jane, zus van Doris, haar partner had gevonden. Hij moest de fijne kneepjes van het jagen nog leren.
We liepen via de woonkamer door de glazen achterdeur naar buiten en kwamen gelijk uit bij een klein zandstrand. We liepen naar de zee en Trixie, Meggie en Doris lieten zich elegant in het water vallen.
Ikzelf gaf de voorkeur aan het water inlopen. Het proces ging niet zo snel, eerder erg langzaam. Het water kwam tot mijn middel toen ik mijn benen voelde samen smelten en ik mezelf in het water liet glijden. Mijn huid kreeg schubben die eruitzagen als gewone huid, maar die in het zonlicht glinsterde als glitters. Mijn nagels werden scherper, veranderde in klauwen. Mijn gebit veranderde in een moordmachine, met scherpe hoektanden en al. In mijn nek verschenen aan elke kant drie kleine gleuven. Kieuwen.
Het water was heerlijk koel en ik kon er geen genoeg van krijgen.
Mijn moeder kwam naast me zwemmen, haar staart had dezelfde blauwgroene schubben als ik. ‘Hé, lieverd. Hoe was het op school?’ vroeg ze terwijl we richting het hek zwommen.
‘Goed,’ was alles wat ik nog kon zeggen voordat ik onder dook. Er was een hek om ons strand heen, maar als je diep genoeg zwom kon je eronderdoor zwemmen.
Nog iets leuks gedaan? vroeg mijn moeder.
Natuurlijk konden we ook met elkaar communiceren onder water. Het ging net als met dolfijnen; we stuurden geluidsgolven naar elkaar toe die in de oren van de ander aankwamen als woorden. Het klinkt veel ingewikkelder dan het is, echt.
Nee, het was snikheet.
We zwommen met zijn alle richting open zee.
Natuurlijk joegen we niet te dicht bij ons eigen huis. Dat was veel te link en het was daar bovendien veel te druk. Maar verdwijningen op open water komen vaak genoeg voor. We trokken mensen van hun surfplank, uit hun zeilboten. Duikers kwamen nooit meer boven, kinderen verdwenen van hun ouders’ zeilboot.
En natuurlijk joegen we niet elke dag op mensen. Sterker nog; de meeste tijd joegen we op vissen en andere waterdieren. Mocht je het geluk hebben om een verdronken mens op de grond te vinden, dan mocht je hem hebben. Maar als we dan een keer op mensenjacht gingen, moest je alles delen.
Trevor, de vader van Trixie, deelde ons op in groepen. Ik, Trixie, Noxia, Doris, Meggie, mijn achternicht Joanne en nog twee andere nichten genaamd Ombria en Syrena waren groep 1. Groep 1 richtte zich op de surfers die buiten het zicht van het strand waren. En natuurlijk was Trixie de leider van onze groep, ook al was Noxia met haar negentien jaar, drie jaar ouder als zowel Trixie en Doris. Meggie was een jaar jonger, maar van de rest wist ik de precieze leeftijd niet.
We zwommen weer een stukje terug en Trixie stopte bij het horen van gelach. Drie surfende jongens, achter de kliffen, dus uit het zicht van de strandgangers.
Bingo.
We doken onder, zo ver mogelijk, en wachtten. Waar we op wachtten, was nooit zeker. Of we wachten tot er nog maar één jongen over was, of we wachten tot er een viel en vervolgens op het moment dat zijn vrienden hem gingen zoeken. Onze tactiek hing volledig van onze leider af.
Oké, meiden, zei Trixie. Noxia, Joanne, jullie pakken de eerstvolgende jongen die van zijn plank valt en buiten het zicht is van zijn vrienden. Doris, Meggie en Syrena, jullie nemen degene die hem als eerst gaat zoeken. Ombria, June, jullie pakken samen met mij de overgebleven jongen. Zorg dat jullie niet gezien worden, er kunnen mensen op de kliffen zitten.
Met dit weer op snikhete stenen zitten? Laat me niet lachen.
Het begon voordat ik er erg in had. De arme jongen viel en Noxia en Joanne hadden hem al voordat hij de kans kreeg naar boven te zwemmen.
We pakten mensen niet gewoon, we hadden de kracht om dingen die je in het water vaak tegenkomt, zoals zeewier, te besturen. Daarmee trokken ze hem dieper het water in, waar hij bleef spartelen totdat Noxia hem de keel doorsneed met haar scherpe nagels. Ik kon er amper naar kijken.
Het duurde niet lang of de tweede jongen kwam zijn vriend zoeken. Ook deze jongen werd met zeewier het diepe ingesleurd, maar Doris vermoorde hem door zijn nek te breken.
Nu! zei Trixie tegen ons. Ik en Ombria schoten achter haar aan naar het water oppervlak, maar Trixie was sneller dan wij.
Ze pakte de jongen beet en trok hem van zijn surfplank, waar hij nonchalant opgezeten had.
Maar nog voordat Trixie hem naar beneden had gesleurd, herkende ik hem. Die ogen, dat haar, de gezichtsuitdrukking.
Het was de jongen.
Trixie! riep ik. Hij woont bij ons in de stad! Sterker nog; hij zit bij ons op school!
Ja, en dus? Die andere twee ook.
Verdwaasd schudde ik mijn hoofd.
June, wat is er nou? vroeg Ombria.
Trixie stak haar hand uit om zijn keel door te snijden.
En toen keerde ik me tegen mijn zusters.
Ik duwde Trixie en Ombria opzij en pakte de jongen, die inmiddels bewusteloos was, stevig vast.
Eerst keken Trixie en Ombria me aan alsof ik gek was, maar daar bestede ik geen aandacht aan.
Ik zwom zo snel ik kon naar de pier.
Ik kon hem niet op het strand neerleggen, dat zou veel te veel aandacht trekken. Maar bij de kliffen was niemand. Er waren misschien mensen achter de kliffen, op het strand. Die zouden hem naar het ziekenhuis kunnen brengen.
Ik zwom naar de kliffen en trok mezelf omhoog, nog altijd op de jongen in mijn armen. Hoe ik het voor elkaar kreeg weet ik niet, maar de jongen was op het droge en mijn armen zaten onder schrammen van de rotsen. Toen schraapte ik mijn keel en schreeuwde, zodat iedereen zou weten dat hier iemand lag en dat die iemand hulp nodig had.
Vervolgens dook ik het water weer in en ging weer op zoek naar mijn zusters.
Waarom deed ik dat? Waarom redde ik hem?
Het kwam doordat hij bij mij op school zat, maakte ik mezelf wijs, maar ik wist best dat dat het niet was. Ik had de andere twee jongens ook herkend en hun dood deed me niets.
O, wat was ik dom geweest! Mij had hij niet gezien, maar Trixie en Ombria wel! Ze zouden me vreselijk gaan straffen! Ze zouden woedend worden!
June, zei mijn moeder, ze klonk teleurgesteld. Kom naar huis, lieverd.
Zonder te antwoorden op haar woorden zwom ik richting mijn huis. Ik zwom onder het hek door en aan het bloed dat er dreef te zien waren de andere twee jongens hierheen gebracht.
Ik stapte het strand op en gelijk was ik omringd door al mijn familie.
‘Waarom deed je dat?’
‘Besef je wel hoe gevaarlijk dit is?’
‘Wist je dat Trevor en Cecile heel boos zijn?’
‘Je hebt alles verpest!’
Ik kon al dat gezeik niet aan. Ik duwde iedereen opzij, richting het hoofdkwartier. Ik was klaar voor mijn straf. Ik zou hem aanvaarden, zou hem ondergaan zonder gezeur en dan gewoon weer doorgaan alsof er niets gebeurd was.
Alleen kon dat helemaal niet.
Want de jongen wist van ons bestaan af.
~¤~
Mijn veroordeling was lang niet zo veroordelend als ik verwacht had.
Mijn ouders, Trixie en haar ouders Trevor en Cecile en iedereen die in groep 1 gezeten had was aanwezig.
Met zijn alle zaten we in de grote woonkamer, die gek genoeg boven was. Ze hadden ook een kleine woonkamer en die was wel gewoon beneden.
‘Mijn lieve June,’ zei Cecile vriendelijk. ‘Zou je kunnen uitleggen waarom je zulk verraad gepleegd hebt?’
Dus ze gaven me geen straf, maar lieten we eerst nog mezelf verdedigen? Waarom? ‘Het was een jongen van onze school. Het zou verdacht overkomen.’
‘Ze waren alle drie van onze school,’ snauwde Trixie.
‘Ja, maar ik herkende alleen de jongen die ik gered heb,’ loog ik.
‘Hoe heb je hem dan precies… gered?’ vroeg Trevor.
Ik slikte. ‘Ik heb hem op de kliffen gelegd.’
‘En niemand heeft je gezien?’ vroeg hij.
‘Niemand, meneer. Zelfs de jongen niet,’ verzekerde ik hem.
Cecile zuchtte. ‘Tja,’ zei ze. ‘Nu zou er geen probleem zijn als hij Trixie en Ombria niet gezien zou hebben. En dat heeft hij wel.’
‘We moeten hem gewoon vermoorden! Doden praten niet!’ zei Doris resoluut.
Mijn moeder schudde haar hoofd terwijl mijn vader zei: ‘Mensen hebben hem ongetwijfeld al gevonden.’
‘Alsof iemand gaat geloven wat hij zegt,’ zei Noxia.
‘Natuurlijk geloven ze dat niet,’ zei mijn moeder. ‘Maar als het zo doorgaat zullen we onze levensstijl wel aan moeten passen.’
‘Of,’ zei Trevor. ‘We sturen iemand naar hem toe en zorgen dat hij het aan niemand door verteld. Hoe zei je dat die jongen heette, Trixie?’
‘Zijn naam is Justin Reijers, vader.’
‘Perfect. Nou, June. Ik denk dat we je straf hebben.’
‘Eh, en wat is die straf dan precies?’
‘Jij zorgt dat Justin Reijers zijn mond houdt. Hij mag het tegen zichzelf zeggen, hij mag het desnoods tegen zijn huisdier zeggen, maar hij verteld het ook maar aan één mens en je word levend verbrand, duidelijk?’
Ik slikte. Mijn ouders keken me geschrokken aan. Noxia vol medeleven. De rest keek me aan alsof dit de normaalste zaak van de wereld was.
‘Ja, meneer.’
Onderwerp: Proloog & Hoofdstuk 1
Geen commentaar gevonden.
Nieuw bericht
Hoofdstuk 2
~¤~
Je geheimen op papier zetten is nooit slim.
Justin Reijers lag in het ziekenhuis.
Er was niets mis met hem, maar vanwege de schok hielden ze hem een tijdje tot observatie. Ik werd er door Noxia afgezet.
‘Succes, meisje. Kun je wel gebruiken. Maar wees niet bang; mensen bijten niet.’ Ze grijnsde en nam een slok uit haar flesje water, waarna ze haar scherpe tanden ontblootte.
‘Dank je. Dat stelt me echt gerust,’ mompelde ik.
Ze lachte en reed toen weg.
Ik haalde diep adem en liep toen het ziekenhuis binnen.
‘Hallo, welkom bij ziekenhuis de Rode Bloem. Kan ik u helpen?’ vroeg de vrouw achter de balie.
‘Ja, ik ben hier voor Justin Reijers. Die zou hier vandaag heengebracht zijn.’
‘Justin Reijers,’ zei de vrouw, het intikkend op de computer. ‘Ja, als je de gang doorgaat, vind je de lift. Neem die naar de derde verdieping en aan de balie daar vraag je weer naar hem. Zij zullen je de weg wel wijzen.’
Ik knikte. ‘Oké, dank u wel.’
In lift begon de paniek pas echt. Wat als de jongen me elf jaar geleden gezien had? Zou hij me herkennen? Wat moest ik tegen hem zeggen? ‘Hallo, ik ben een zeemeermin en ik moet zorgen dat je dat niet doorverteld? O ja, en je vrienden zijn vermoord door mijn familie.’ Nee, dat zou geen geweldige ijsbreker zijn. Ik zou zeggen… dat ik… ach, ik wist niets te bedenken. Ik zou helemaal niets zeggen, hij zou het ijs breken.
De man achter de balie op de derde verdieping was in een iets minder goed humeur dan de vrouw op de begane grond geweest was. Ik snapte wel dat je met dit snikhete weer niet binnen in een hokje zou willen zitten.
‘Ja?’
‘Justin Reijers. Ik kom voor Justin Reijers.’
Dat tikte hij in. ‘Kamer 8C,’ zei hij vermoeid.
‘Dank u wel.’
De eerstvolgende kamer die ik zag, was kamer 1A. Dat zou nog wel een tijdje lopen worden, dus.
Van elk getal was er een A, B, C en D. Toen ik eindelijk bij 8C was, had ik al duizenden fantasieën over hoe deze ontmoeting ging worden. De meeste waren niet echt geweldig.
De deur stond op een kier en ik hoorde stemmen.
‘Afschuwelijk dat ze allebei gewoon verdwenen zijn! Ze zijn ongetwijfeld verdronken! Gelukkig dat jij naar de kant gezwommen bent.’ Ik gokte dat het zijn moeder was.
‘Ben ik dat?’ vroeg een jongensstem, hij klonk een beetje dof, wazig, verward. Hij paste perfect bij de jongen die ik jaren achtervolgde. Natuurlijk had ik zijn stem eerder gehoord, maar dan riep hij ‘kijk uit’ of ‘hoi’ naar zijn vrienden. Ik denk niet dat ik hem ooit echt heb horen praten. En ook nooit tegen mij.
‘Ja, lieverd! Ze hebben je bij de kliffen gevonden, er was ongelooflijk veel paniek. Weet je dat dan niet meer?’
‘Nee. Ik dacht echt dat iemand me teruggebracht had.’
Nee! Ik had gehoopt dat hij dat niet wist. En toch fladderde mijn buik op. Hij wist het nog. Hij herinnerde het zich nog. Hij herinnerde zich míj nog.
Opeens had ik een geniaal idee.
Ik pakte mijn bril (ja, ik heb een bril, maar dat betekent niet dat ik hem vaak draag) en zette hem op. Vervolgens maakte ik van mijn blonde staart een strak knotje, trok ik mijn rok iets naar beneden, zodat ik er minder ordinair uitzag en deed ook de bovenste knoopjes van mijn truitje dicht. Vervolgens liep ik haar binnen.
‘Goedemiddag,’ zei ik beleefd.
De twee Reijers keken me aan, ze hadden dezelfde kleur ogen, maar de moeder had roodblonde haren en de jongen zwarte haren, die mijn aandacht vanaf onze eerste ontmoeting al hadden. Ik zag bij geen van beide herkenning in hun ogen.
Gelukkig. En helaas.
‘Wie ben jij?’ vroeg mevrouw Reijers zich af.
Ik stak mijn hand uit. ‘June Praeditos, ik ben een tienerpsychologe.’ O, wat was ik toch geweldig creatief. ‘Ik help tieners met hun trauma’s.’
Er flikkerde nu wel herkenning in de ogen van de jongen. De moeder bleef me wantrouwend aankijken.
‘Maar u bent zelf nog een kind,’ zei mevrouw Reijers, zonder mijn hand aan te nemen.
Ik knikte, had hieraan gedacht. ‘Daarom kan ik ze goed bereiken. Ik ben zelf ook getraumatiseerd geraakt, jaren geleden. Nu doe ik niest liever dat vrijwillig tieners met trauma’s helpen.’
‘Ik heb geen trauma,’ sputterde Justin.
Ik gunde hem geen blik waardig. Daar bedoel ik mee; ik durfde het niet. ‘Als uw zoon een trauma opgelopen heeft, zal ik hem ermee kunnen helpen.’
‘Mag ik daarbij zijn? Of moet ik weg?’ vroeg de vrouw, mijn hand nog steeds niet aannemend.
Wat had het voor zin? Ik trok mijn hand weer terug. ‘Het is het beste als de tiener niet onder druk van ouders, familie of vrienden staat, maar als u denkt dat uw gezelschap beter is, mag u van mij blijven.’
Ik wist dat ik niet eerlijk vocht. Ze mocht kiezen tussen egoïstisch zijn en blijven, of doen wat ik aanraadde en weggaan.
Ze verliet de kamer zonder iets te zeggen.
Ik ademde opgelucht in. Deel één van mijn plan was gelukt. Op naar deel twee.
Ik liep naar het ziekenhuisbed. Justin lag daar als een klein, verward jongetje op het bed. Nou ja, hij was groot, waarschijnlijk nog langer dan Noxia. Als we tegenover elkaar zouden staan, zou ik waarschijnlijk mijn hoofd tegen zijn borst kunnen leggen…
En nu nokken, June.
‘Hallo, ik ben June Praeditos, maar noem me maar June. Ik kom je helpen bij je eventueel opgelopen trauma.’
‘Ik ken jou,’ zei hij.
Mijn boten veranderden in ijs, terwijl mijn maag op fladderde.
‘Jij zit bij mij op school.’
Mijn botten ontdooiden weer, maar mijn maag kwam niet tot rust. ‘Jep.’
‘Ik wist niet dat je een psycholoog was,’ zei hij argwanend. Hij kende me ongetwijfeld zonder bril en met een kort rokje.
Ik deed de bril af en haalde mijn haar uit de knot. ‘Nee, inderdaad. Maar ik moest met je praten.’
‘Waarover?’ vroeg hij. ‘Je kent me niet eens.’
Ik ken je beter dan jij denkt, meneertje. ‘Kun je je nog herinneren wat er gebeurd is?’ vroeg ik zonder op zijn vraag te antwoorden.
Hij schudde zijn hoofd. ‘Nee. Ik raakte bijna meteen buiten bewustzijn. En toen…’ Hij brak zijn zin af, leek zich te herinneren dat hij met een vreemde was.
‘En toen… wat?’
‘Ik… ik kreeg rare dromen.’ Hij wendde zijn gezicht af.
‘Dromen?’ herhaalde ik vragend.
Hij bloosde. Het was ondraaglijk schattig. ‘Nou, er zit een meisje bij ons op school. Trixie, heet ze. We zijn al een tijdje vrienden en gaan soms ook uit. Ik droomde dus dat zij me van mijn surfplank aftrok. Maar ze was niet helemaal haarzelf. Ze was… anders. Het was heel raar allemaal.’
Ze kennen elkaar al een beetje en gaan soms uit? Ik klemde mijn kaken op elkaar. ‘Wat bedoel je?’ vroeg ik zo rustig mogelijk.
Hij leek te merken dat er iets veranderd was aan mijn houding. ‘Gaat het wel goed met je? Waarom vraag je dit eigenlijk?’
‘Wat bedoel je?’ herhaalde ik.
Hij schudde zijn hoofd. ‘Sorry, ik ken je niet. Jij beantwoord mijn vragen niet, dus waarom zou ik de jouwe beantwoorden? Ik kan je dat soort dingen niet vertellen. Ik kan niemand dat soort dingen vertellen. Je gaat denken dat ik gek bent. Iedereen gaat dat denken.’
‘Ik loog over het feit dat ik een psycholoog ben, niet dat ik als kind getraumatiseerd ben geraakt. Ik zal niet denken dat je gek bent.’
Ik was als kind niet getraumatiseerd, maar ik wist niet hoe ik anders zijn vertrouwen kon winnen. Hij had gelijk; ik had het recht niet antwoorden te eisen terwijl ik zijn eigen vragen niet eens beantwoorde.
‘Nou, ze… ze had een… een vissenstaart. En ze was niet alleen. Er waren nog twee anderen. De ene hielp Trixie, ik kende haar niet, en de ander zwom woest om ons heen, alsof ze me duizelig wilde maken. En toen werd alles zwart.’
Hij was veel langer bij zijn positieven geweest als ik had gedacht. Opmerkelijk. En een beetje raar.
‘Maar dat is niet echt. Ik weet dat het niet echt is. Maar…’
‘Maar?’
‘Ik herinner me schubben. Een heleboel schubben. Ik dacht echt dat Trixie me naar huis had gezwommen, maar toen hoorde ik een gil. En dat was Trixie niet. En nu weet ik niet wat echt is en wat niet.’
Hij herinnerde het. Hij herinnerde mij, mijn schubben, mijn gil. En toch was het niet genoeg. Hij moest míj zien. Niet het monster dat onder me verborgen zat.
Ik glimlachte vriendelijk naar hem. ‘Echte herinneringen zijn soms moeilijk van neppe te onderscheiden. Ik zou als ik jou was niemand vertellen over je dromen, totdat je hebt uitgezocht wat echt was en wat niet. Ik wil je wel helpen, maar het grootste deel zal je zelf moeten doen.’
‘Waarom ben je hier…eh… June was het toch?’
Ik knikte. ‘Ja. Ik heet June.’
‘Waarom ben je hier echt?’
Ik zuchtte en sloot mijn ogen. ‘Mijn moeder heeft me gestuurd.’ Indirect, dan, maar toch. Ik wilde eerst niet gaan, maar mijn moeder verplichtte me hem vandaag nog in het ziekenhuis op te zoeken.
‘Waarom?’
‘Ze maakte zich zorgen om je. Toen ze hoorde dat er twee schoolgenoten verdronken waren en eentje het overleefd had, vroeg ze meteen of ik wilde helpen.’
Hij trok even een argwanend gezicht, alsof hij zich iets bedacht en ik realiseerde me dat het nog helemaal niet bekend was dat ze verdronken waren. Toen vroeg hij: ‘Omdat jij ook getraumatiseerd bent geweest?’
Ik keek weg. ‘Zoiets.’
Hij lachte. ‘Jij bent niet echt heel duidelijk, of wel?’
Ik haalde mijn schouders op. ‘Kweenie.’
‘Nu doe je het weer,’ zei hij, zijn lach weggestorven.
‘Doe ik weer wat?’ vroeg ik verbaasd. Ik deed toch niets verkeerd? Wat had ik gedaan?
‘Vaag. Je doet heel vaag.’ Hij zuchtte. ‘Laat ook maar zitten. Ik ken je niet en ik snap nog steeds niet precies waarom je hier bent. Ik beloof dat ik niet aan mijn moeder zal verlinken dat je geen psycholoog ben, maar ik begrijp niet waarom.’ Hij sloot zijn ogen en zuchtte. ‘Kun je mijn moeder weer halen? En me vervolgens weer met rust laten?’
De steek in mijn hart kon ik moeilijk negeren. ‘Natuurlijk, Justin Reijers. Als jij dat wilt.’
Hij knikte, zijn ogen nog altijd gesloten.
Ik liep naar buiten. ‘U mag er weer in. Ik denk dat hij er weer helemaal overheen komt.’
Ze knikte. ‘Dank u wel.’ Ze stak haar hand uit.
Ik glimlachte licht en schudde toen haar hand.
Toen ik weer in de lift stond, begon ik vreemd genoeg te huilen.
~¤~
‘Jij smerige, vuile, ongemanierde kakkerlak!’
Trixie draaide zich niet naar me om terwijl ze haar boeken in haar kluisje legde en antwoorde: ‘Wat heb ik nu weer gedaan?’
‘Je hebt hem expres uitgekozen, hè? Hij was je doelwit al vanaf jullie eerste date. Je had hem al herkend voordat we hem het water uit sleurden.’
Ze sloeg haar kluisje dicht. ‘Ja. Nou en? Ik jaag nou eenmaal graag op de lekkere jongens, daar kan ik niets aan doen.’ Ze zei het niet eens een beetje beschaamd.
‘Jij… jij…’ Ik was te boos om te praten. Ik stampte naar de volgende les en stopte pas met hijgen toen ik op mijn plaats in de klas zat.
Ze had hem gewoon uitgepikt. Als een soort verkiezing. Walgelijk. Ik walgde van haar. Van haar charme, van haar minachting. Van het feit dat in de tijd dat ik hem van een afstandje observeerde, zij op de eerste rij zat.
‘Jongens en meisjes, de zomer komt er weer aan,’ zei mijn lerares tekenen en kunstgeschiedenis. ‘Daarom gaan we een leuk strand tekenen. Is dat niet leuk? Oké, ik wil dat jullie een blaadje pakken en schrijven wat jullie gaan tekenen op dat strand. Ik wil niet gewoon blauw en geel zien. Ik wil boten, vissen, strandgangers. Alles wat je je maar kunt bedenken.’
Iedereen stond gelijk op.
‘Nu nog niet!’ riep ze, maar iedereen was al weg. Toch praatte ze gewoon door. ‘Daarna gaan jullie een schets maken van wat waar in jullie tekening komt. Die schets moeten jullie aan het einde van de les inleveren!’
Ik deed de eerste opdracht niet, maar begon gelijk aan de schets. Tekenen was niet mijn beste vak, maar ik kon het wel als ik mijn best deed.
Mijn mensenvriendin Kelly, die naast me zat, zei tegen mij: ‘Ik teken een sprookjesstrand. Met piratenschepen en zeemeerminnen en zo.’
‘Mooi,’ was alles wat ik zei.
Ik pakte mijn potlood en tekende de zee. Er was meer zee dan zand en dat vond ik prima. Vervolgens een zon. Toen kwamen er kliffen, aan de linkerzijkant van het strand. Toen een jongen, liggend op de rotsen, zijn gezicht de andere kant op. En vervolgens een meisje, alleen haar ogen, neus en oren kwamen boven water uit, die naar hem keek. En toen, helemaal in de verte zwommen zeemeerminnen, als dolfijnen aan de horizon. Als je een mens was zou je ze ongetwijfeld voor dolfijnen aanzien.
Ik wilde de jongen en het meisje gedetailleerder maken, wilde dat ze Justin en mijzelf symboliseerde, maar ik kon het niet. Het haar van de jongen werd blond. De haren van het meisje werden bruin. En het allerbelangrijkste; het meisje had benen. Onder het water schetste ik de rest van haar lichaam, wazig, omdat ze onder water was. Maar ze had onmiskenbaar benen.
En ik walgde van haar.
‘O, maar June, dat is prachtig,’ zei mevrouw Lotus opgewekt. ‘Erg droevig, de emotie die het uitstraalt. Is de jongeman dood? Tegen de kliffen geslagen?’
Trixie, die een plek voor me zat, hoorde wat ze zei en ik zag dat ze haar zeemeerminnenoren spitste. Sommige van ons waren machtig genoeg om hun transformatie zonder water te voltooien. Trixie was er een van. En ik natuurlijk niet.
‘Ja. Hij is haar broer en ze waren aan het zwemmen toen zij hem kwijtraakte. Wanneer ze weer op het strand aankomt, ziet ze hem liggen, kapot van verdriet.’
‘En dan die dolfijnen op de achtergrond. Magnifiek!’
Trixie leek tevreden te zijn met wat ze hoorde, want ze ging gewoon weer door met schetsen alsof er niets gebeurd was.
Ik maakte mijn schets af met schaduwen en leverde het toen in. Vervolgens keek ik over Kelly’s schouder mee met haar tekening.
Kelly kon geweldig tekenen. Al vanaf de eerste kon ze mij verbijsteren met haar bomen, mensen, dieren en fantasiewezens die ze zelf bedacht had.
Nu had ze een strand getekend, waar een zeemeermin half in het water, half op het strand, met een piraat praatte. In de verste lag een schip en iets dichterbij een kleurrijk eiland, waar je zeemeerminnen langs de kant zag zwemmen en piraten op het schip en het eiland zag staan. Er waren ongelooflijk veel details, zoals het litteken op de slaap van de dichtstbijzijnde piraat, of de kleding van de verste piraat.
Er was alleen één ding dat niet klopte. De zeemeerminnen leken meer op prinsessen dan op monsters.
‘Wauw, Kelly. Je hebt jezelf weer eens overtroffen.’
‘Vind je?’ vroeg ze. Ze bekeek haar tekening goed, duidelijk tevreden met het resultaat. ‘Ja, je hebt gelijk.’ Toen leek ze weer minder tevreden. ‘Ach, nee, je lult. Ik heb wel eens betere dingen gemaakt.’
Ik grijnsde. ‘Je hebt helemaal gelijk. En toch is het een kunstwerk,’ zei ik terwijl we samen naar mevrouw Lotus gingen om het in te leveren.
‘Even prachtig als altijd,’ zei mevrouw Lotus tegen Kelly.
Kelly kleurde. ‘Dank u wel.’
Toen we weer naar onze plek liepen, keek Trixie ons aan alsof ze hoopte dat blikken konden doden.
~¤~
In de pauze hoorde ik dat Justin Reijers ontslagen was uit het ziekenhuis, maar vandaag nog thuis bleef om alles even te laten zakken.
Ik kreeg ook mee dat Justin dat geprobeerd Trixie te bellen.
Dat had me niet moeten ergeren. Het was normaal. Zij waren mensen, wij niet. Ik zou het niet irritant moeten vinden.
En toch vond ik het afschuwelijk.
‘Hé, meiden,’ begroette Kyle ons toen we naar onze vaste lunchtafel liepen. Trixie ging het meeste om met de zeemeerminnen van onze school. Haar achternichten, mijn zus, haar nichten. Ikzelf vond het fijner om met mensen om te gaan. Ik, Kelly, Kyle, Isabel, Will, Simon en mijn achter-achter-achternicht Delia waren een groepje. Delia was ook een zeemeermin, maar vond het net als ik fijner om zich tussen de normale mensen te begeven.
‘Hé, Kyle. Hoe gaat het?’ vroeg Kelly terwijl ze tussen Delia en Will plaatsnam.
Kyle stak een chipje in zijn mond en antwoorde: ‘Met mij gaat het prima. Ik barst alleen bijna uit elkaar van de hitte.’
‘Wie barst er nu weer uit elkaar van de hitte?’ vroeg Isabel zich af.
‘Ik,’ zei Kyle, zijn vingers aflikkend.
Ik pakte mijn waterflesje uit mijn tas en dronk zo onopvallend mogelijk. Als je water dronk, of iets dronk, veranderde je gebit in een zeemeerminnengebit. Dat trok pas weer weg als alleen nog je eigen speeksel over was in je mond. Praten nadat je gedronken had was voor ons dus nooit een goed idee.
‘Gaan jullie dit weekend mee waterskiën?’ vroeg Will.
Nog een voorbeeld van een slecht idee. Ik keek Kelly aan en zij keek terug met een blik die leek zeggen: ‘O, jee. Je kunt niet mee, of wel?’
Ik beantwoorde haar blik met een ‘nee, helaas’-blik.
‘Nou, wat denken jullie ervan?’ vroeg Will toen niemand aan tafel antwoord gaf op zijn vraag. Zijn vader was eigenaar van de waterskibaan, dus het was waarschijnlijk gratis.
‘Ik ga wel mee,’ zei Kelly. ‘En June ook, toch June?’
Kelly, soms ben je echt een blok aan mijn been. ‘Ik kan niet.’
‘Ik ook niet,’ zei Delia.
‘Waarom niet?’ vroeg Simon.
Omdat ik niet wil dat ik met mijn vinnen op skiën sta. ‘Omdat ik… omdat ik…’ O god, omdat ik wat? ‘Ga logeren bij oma.’ Wat had ik gezegd?
‘O.’
Delia leek opgelucht te zijn. ‘Ja, ik ook. Dus sorry, we kunnen niet mee dit weekend.’
‘Waar woont jullie oma?’ vroeg Kelly. ‘Dat heb je me nooit verteld.’
Ik slikte. ‘Ze woont in… Los Angeles.’ Wat? Een oma in Los Angeles? Geintje, zeker?
Kyle floot, Simon en Will wisselden even een blik en toen haalde Will zijn schouders op.
‘O mijn god, mag ik mee?’ vroeg Kelly.
Nee, want ik ga nergens heen. Ik schudde mijn hoofd. ‘Ik denk niet dat dat van mijn ouders mag.’
‘Ach, kom op! Je ouders zijn gek op me!’ piepte ze.
Ja, ze zijn zo gek op je, ze zouden je op kunnen eten. ‘Ja, maar mijn oma niet. Ik en Delia zouden er met zijn tweeën heen gaan.’
‘Waarom mag zij wel mee? Het is haar oma niet eens!’
Oei, daar had ze wel een punt. ‘Nee, maar wel haar oudtante.’ Ik keek op mijn klok. ‘Laat ook maar. Ik ga richting het lokaal, voordat het druk word op de gangen. Wie gaat ermee?’
‘Ik,’ zei Delia.
De rest zei niets.
Delia en ik waren allebei stil terwijl we de trappen beklommen. Toen we op de derde verdieping kwamen, deed ze haar mond open. ‘Hoe gaat het met je straf?’
Ik haalde mijn schouders op. ‘Hij denkt dat hij het gedroomd heeft. Hij heeft Trixie wel herkend.’
‘O,’ was alles wat ze zei.
We liepen door de gang en toen viel mijn oog op de tekeningen.
In de gangen van onze school hingen overal tekeningen, kunstwerken en schoolopdrachten die leerlinge gemaakt hadden. Ze hadden de oude portretten van oud-leerlingen vervangen voor de tekenopdracht die ons hele jaar waarschijnlijk had moeten maken deze week.
En ik zag de mijne hangen.
‘Wat is er?’ vroeg Delia. ‘Waarom blijf je staan?’
Waarom had mevrouw Lotus mijn schets opgehangen? Naast de mijne hing die van Kelly en mijn tekening zag er ongelooflijk gewoontjes uit vergeleken met die van haar.
Toen hoorde ik stemmen.
‘Ik hoop dat u er weer bovenop komt. Als u deze middag gewoon meedoet en het goed gaat, kunt u gewoon uw opleiding weer vervolgen,’ hoorde ik meneer Cornelisse zeggen.
‘Ik hoop maar dat het goed komt, dank u wel,’ zei mevrouw Reijers.
De stemmen kwamen dichterbij naderhand ze spraken. Ik herinnerde me dat het kantoor van meneer Cornelisse, de leerlingbegeleider, op de derde verdieping was en ik trok Delia mee de meisjes-wc in, zoals ze ons niet zouden zien.
Ik keek door de deur heen, er zat een groot glazen raam in elke deur en zag Justin, zijn moeder en meneer Cornelisse deze kant oplopen.
‘Hé, de portretten zijn weg,’ zei mevrouw Reijers verontwaardigd. ‘Mijn oudste dochter hing erbij!’
‘Mevrouw Lotus gaat over de kunst in de gang mevrouw, ik niet.’
Meneer Cornelisse en mevrouw Reijers liepen langs de wc zonder ons te zien. Maar van Justin was geen spoor.
‘Wie… wat…’ hoorde ik hem stotteren, maar ik zag hem niet. Dat betekende dat hij vlak naast de deur was blijven staan.
Bij mijn en Kelly’s tekening.
Mijn hart bonkte angstig.
‘Wie heeft dit gemaakt?’ vroeg Justin aan meneer Cornelisse.
Meneer Cornelisse en mevrouw Reijers bleven staan en draaide zich naar Justin om. ‘Ook dat zou je aan mevrouw Lotus moeten vragen. Het enige wat ik weet is dat deze portretten zijn gemaakt door mevrouw Lotus’ jaar. Dus waarschijnlijk geen klasgenoot van u, meneer Reijers.’
Justin liep door, maar ik hoorde hem nog mompelen: ‘Alsof er een zeemeermin in mijn jaar zit.’
Onderwerp: Hoofdstuk 2
Geen commentaar gevonden.
Nieuw bericht
Hoofdstuk 3
~¤~
Luister nooit naar een jongen die denkt dat hij het beter weet dat jij.
Misselijk en doodsbang lag ik daar rillend onder de wasbakken.
‘June? June, wat is er? Wat…’
‘Hij zei ‘zeemeermin’, Delia. Hij weet wat we zijn. Hij weet het.’ Een hysterisch geluidje ontsnapte uit mijn keel.
‘Natuurlijk weet hij dat. Maar niemand gelooft hem.’
‘Je snapt het niet,’ zei ik, mijn hoofd schuddend. ‘Als hij het aan iemand doorvertelt, word ik levend verbrand!’
‘Wat?’ Dat kwam voor Delia aan als een klap. Ik had gedacht dat Trixie of iemand anders uit groep 1 het wel door verteld had. Niet dus. ‘Maar dat kunnen ze niet maken!’
Ik trok mezelf op en pakte de wasbak stevig vast. ‘Jawel, dat kunnen ze wel,’ zei ik tegen de spiegel.
~¤~
Ik en Delia kwamen drie minuten te laat de les binnen.
Meneer Buizen zei er niets over, dus gingen we gewoon zitten waar nog een plek vrij was. Ik naast Kelly, die me woedend aankeek en zij naast Simon, die even naar haar glimlachte terwijl ze ging zitten.
‘En waar was mevrouw?’ vroeg Kelly.
‘Misselijk,’ zei ik.
Dat leek Kelly een beetje te kalmeren. ‘Oké. Ik dacht al even dat je was gaan spijbelen zonder mij.’
‘Alsof ik dat zou doen.’
‘Mevrouw Praeditos! Eerst komt u te laat in mijn les en vervolgens gaat u erdoorheen praten!’
Ik had zin om te zeggen ‘ja, en?’ maar aangezien het snikheet was, dit mijn laatste lesuur was en ik geen zin had om na te blijven, hield ik mijn mond.
Meneer Buizen keek me nog even geërgerd aan, maar ging toen weer door met de les.
‘Dit betekent niet dat ik je vergeven heb, June Praeditos,’ mompelde Kelly quasi dreigend.
~¤~
‘June! June!’
Ik was samen met Delia en Kelly in de stad aan het wandelen, toen Justin Reijers onze kant op kwam lopen.
Nou ja, het was meer rennen dan lopen.
‘O jee,’ fluisterde Delia in mijn oor.
Justin was inmiddels bij ons en stopte met rennen.
Kelly leek zich niet bewust te zijn van mijn zenuwen. ‘Hé. Jij bent Justin, niet? Die jongen van dat ongeluk.’
Wauw. Nu was hij dus ‘die jongen van dat ongeluk’? Vroeger noemde Kelly hem altijd ‘dat lekkere ding dat je weer eens aan loopt te gapen’.
‘June… kan ik je even spreken?’
Ik slikte, wilde mijn hoofd schudden. Maar toen voelde ik Delia’s nagels in mijn arm ik wist dat ik geen keuze had. ‘Ja, hoor.’
Justin keek even naar Kelly, toen naar Delia. ‘Onder vier ogen?’
Kelly keek hem even aan met haar ‘je zult eerst langs mij moeten’-blik, maar deed toen een stap naar achter, pakte Delia bij haar arm en trok haar de eerste de beste winkel in.
‘Kom, een stukje lopen,’ zei hij, een hoofdknikje richting de boulevard makend.
We liepen zwijgend richting de boulevard, waar het langzaam drukker en drukker werd. Iedereen ging met dit weer naar het strand.
‘June…’ begon hij na een tijdje.
Ik ademde diep in, wist wat er komen ging. ‘Ja?’
‘Wat weet jij van de zee… van de wezens die mij van mijn surfplank getrokken hebben?’
‘Van je surfplank getrokken hebben?’ vroeg ik zo onschuldig mogelijk. ‘Je was toch samen met je vrienden onder een golf beland?’
Hij keek me strak aan terwijl hij zei; ‘Ik heb je tekening gezien, June. Ik weet dat jij van ze af weet.’
‘Ik tekende gewoon iets... ik bedoel… ik… ik deed maar wat,’ stamelde ik.
Hij schudde zijn hoofd en schopte tegen een strandbal die voor zijn voeten lag. ‘Nee, June. Ik ben gevonden op de kliffen en iemand heeft me daar heengebracht. Jij moet het gezien hebben. En de dolfijnen aan de horizon… dat zijn geen dolfijnen, is het niet?’
Ik zuchtte, dit kon ik niet winnen. Ik keek om me heen en trok hem toen achter het ijskraampje.
‘Luister eens, Justin.’ Er ging een rilling door me heen toen ik zijn naam zei, wat ik nog nooit eerder had gehad. ‘Als ik al iets wist, zou ik het niet aan jou vertellen. Het gaat erom dat jij, wat jij gezien hebt, aan niemand anders vertelt. Of heb je het al aan iemand doorverteld?’
Hij schudde zijn hoofd. Ik haalde opgelucht adem. ‘Maar waarom zou ik zwijgen?’
‘Omdat ik dat ook doe.’
‘Ik ga niet zwijgen over iets dat ik maar half begrijp,’ zei hij.
O, dacht hij dat ik me zo gemakkelijk gewonnen gaf? ‘Ik kan je zo weer in het water gooien, maatje, vergis je daar niet in.’
Hij huiverde.
Opeens had ik medelijden met hem. ‘Het waren toch geen erg goede vrienden van je, of wel?’
‘Mijn twee beste vrienden,’ zei hij verstikt.
O god, nu ging ik me nog schuldig voelen ook. ‘Zou je willen dat je met hen mee was gegaan? Zou je willen dat je niet ge… dat je niet terug gezwommen was?’
‘Ik ben niet terug gezwommen. Een van die monsters heeft me naar de kust gebracht.’
Ik deinsde achteruit alsof ik een klap had gekregen. Een van die monsters heeft me naar de kust gebracht. Dat monster was ik. Hij noemde me een monster.
Opeens had ik zin om te lachen. Had ik anders verwacht, dan?
‘Waarom kijk je nou opeens zo naar me?’ vroeg hij verontwaardigd. ‘Vind jij het geen monsters, dan?’
Opeens was ik woedend. Hij nam zomaar aan dat ik wist wat het waren. Nam zomaar aan dat ik van ze walgde.
‘Nou, ik weet niet over wat je het hebt, maar volgens mij is het enige monster in deze stad jij.’
Ik duwde hem opzij en schoof achter het gebouw vandaan.
‘June, wacht!’
Ik negeerde hem en liep gewoon door. Ik had hem misschien jarenlang gevolgd, maar dat betekende niet dat ik hem kende. Nee. Ik had zeker niet verwacht dat hij een ongelooflijke klootzak was.
Natuurlijk haalde hij me in. Hij pakte me stevig bij mijn bovenarmen vast. ‘Wil je heel even naar me luisteren?’ zei hij ongeduldig.
Ik gaf geen antwoord, maar rukte aan mijn armen. Helaas was ik niet de sterkste en hij kennelijk wel.
‘Luister, ik vind het best dat je me niet mag, dat maakt me niet uit.’ Ongelooflijk dat dat me nog kwetste ook. ‘Maar je moet me vertellen wat er aan de hand is hier. Ik…ik wil het weten. Ik beloof dat ik het niet door zal vertellen, als je maar… alsjeblieft.’
En zo gebruikte ‘de jongen van het zandkasteel’ zijn magie weer op me. Hij keek me aan met die broeiende ogen, leek zoveel meer te zijn, zoveel meer te weten, dan hij toe wilde geven.
‘Beloof je dat je het aan niemand zult vertellen?’ fluisterde ik.
‘Ik beloof het.’
‘Ook niet aan je ouders, je familie, desnoods je huisdier. Beloof dat je het aan geen levend wezen verteld. Behalve aan mij.’
‘Ik… ik beloof het.’
‘Avond, elf uur, Mercury Beach. Als je er om half twaalf niet bent, zie ik jouw belofte als verbroken en zal ik zwijgen. En jij ook. Jij zult niemand wat zeggen, of we avond nou een afspraak hebben of niet. Oké?’
Hij knikte aarzelend. ‘Oké.’ Hij liet mijn bovenarmen los.
Zodra hij me bevrijd was, ging ik er vandoor.
~¤~
‘Je moet gaan.’
Ik, Delia en Senna, nog een familielid, zaten in mijn kamer. Zij zaten op mijn grote, witte hemelbed, ik zat op mijn blauwe pluche stoel. Alles in mijn kamer was wit of blauw. De muren waren blauw, het balkon was wit. De vloerbedekking was wit, mijn gordijnen waren blauw. Mijn bureau was wit, mijn boekenkast was blauw.
‘Maar ik wil niet,’ bekende ik. ‘Ik durf niet.’
‘Mensen zijn slechte wezens. Wie zegt dat hij zijn belofte niet breekt?’ vroeg Delia.
‘Ja, en als hij hem breekt, ben jij de klos. Je moet gaan. Je hebt geen keuze.’ Senna kauwde op haar nagel.
‘Maar wat nou als iemand een nachtelijk tripje gaat maken en hem met mij ziet?’ vroeg ik.
‘Als je het over een van ons hebt, dan zullen ze gewoon denken dat jij je aan je straf houd.’
‘En anders? Een gewoon mens?’
‘Ach, man. Wie gaat er nu om elf uur naar Mercury Beach?’ zei Delia.
‘En is niet dronken?’ zei Senna.
‘En Justin of jou kent?’ zei Delia.
‘Oké, oké. De boodschap is duidelijk,’ zei ik.
Delia nam nog een koekje uit de koektrommel die normaal gesproken in de keuken stond en zei met volle mond: ‘Romantisch eigenlijk. Net de kleine zeemeermin. Alleen is er geen boze zeeheks die je van je stem beroofd.’
‘De prins word gered door een mooie zeemeermin, niet door een monsterlijke,’ zei ik toonloos. ‘En hij herinnert zich haar zang, niet haar schreeuw.’
Delia lachte. ‘Dat zou het wel veel leuker gemaakt hebben. Waarom schreeuwde je eigenlijk?’
‘Om te zorgen dat mensen wisten dat hij daar lag. Anders was hij dood voordat iemand hem vond en dan was al mijn moeite voor niets geweest.’
‘Af en toe snap ik je niet, June. Waarom liet je die dude niet gewoon gaan?’ vroeg Delia.
Ik beet op mijn lip. ‘Dat heb ik je al verteld. Omdat hij bij ons op school zat.’
‘Maar je was er niet op tegen om Tim te vermoorden en die zat bij mij op school,’ zei Senna.
Ik begroef mijn hoofd in mijn handen. ‘Ik weet het niet. Ik kan het gewoon niet, oké?’
‘June! Noxia! Eten!’ riep mijn vader.
Ik zuchtte. ‘Van mij mogen jullie blijven eten, maar ik denk niet dat mijn moeder dat goed vind.’
Senna stond op. ‘Nee, we zullen maar gaan. Kom je, Del?’
‘Ja, ja.’ Ze propte nog een paar koekjes in haar zakken. ‘Ik zie je wel weer, June. Hou je taai.’
~¤~
We hadden schema’s.
Meestal ging het per generatie. Maandag; menseneten. Dinsdag; de ouders. Woensdag: de jongvolwassenen. Donderdag: Menseneten. Vrijdag: de tieners en de kinderen, zoals ik. Zaterdag: kliekjes, desnoods ouders of opa’s en oma’s. Zondag: iedereen of speciaal aangewezen groepen, mensen.
Meestal aten we vis, dolfijnen, zeehonden. Maar op zondag was het mens. We aten vaak genoeg menseneten, dus dat was het probleem niet. Ik denk dat het probleem bij traditie lag.
‘Lieverd, wil je nog wat spaghetti?’
Donderdag: menseneten. Ik vond het heerlijk, mijn zus vond het bagger. Mijn vader was er aan gewend. Mijn moeder at het met tegenzin.
‘Ja, graag, pap.’ Bij ons waren de vrouwen de jagers en de mannen de huishouders. Dat was gewoon zo.
Noxia begon te mopperen. ‘Ik haal straks wel een visje, of zo.’
Mijn moeder leek hetzelfde te willen, maar zei: ‘Eet gewoon je bord leeg, Noxia. Je bent geen kleuter.’
Noxia rolde met haar ogen. ‘Nee, als kleuter vond ik dit lekker. Nu vind ik het vreselijk.’
‘Ach, lieverd,’ zei mijn vader glimlachend. ‘Het zit allemaal tussen je oren.’
Ik dronk nog wat water en zette toen mijn bord en beker op het aanrecht. ‘Mam, mag ik eruit?’
‘Nee,’ zei ze resoluut.
‘Pap?’ vroeg ik.
‘Van mij mag je gaan, boterbloempje.’
Ik glimlachte. ‘Dank je.’ Ik stormde naar boven, mijn kamer op.
Eén badkamer voor drie zeemeerminnen en een zeemeerman is veel en veel te weinig. Dus hebben we allemaal een eigen badkamer.
Ik sloot me in de mijne op en bekeek mezelf in de spiegel. Voor een zeemeermin was ik niet uitzonderlijk mooi. Ik pakte mijn mascara en deed het op. Ook deed ik eyeliner en lipgloss op. Mijn lange, blonde haren bevrijdde ik uit de hoge paardenstaart. Terwijl ik de klitten eruit kamde, werd er op de deur geklopt.
‘Hé, ukkie. Kan ik je even spreken?’
‘Ja, hoor. Hij is niet op slot.’
Noxia kwam de badkamer binnen. ‘Wow. Ga je uit vanavond?’ zei ze toen ze me zag staan, voor de spiegel, met make-up en mijn haren los.
‘Nee,’ zei ik, blozend.
‘Lieg niet tegen mij.’ Ze ging op de rand van het bad zitten en keek me afwachtend aan. ‘Ik ga hier niet weg voordat je me de waarheid verteld hebt.’
Ik zuchtte. ‘Ik heb een afspraak met mijn straf.’
Ze trok haar wenkbrauwen op. ‘O?’
‘Ja. O.’ Ik spoot een beetje parfum op mijn polsen en wreef ze tegen elkaar aan. Vervolgens smeerde ik mijn handen en armen in met aftersuncrème.
‘Ga je me nog vertellen waarom je die jongen gered hebt? Ik ken jou en dat is niets voor jou.’
Ik ademde diep in. Dit was mijn zus. Ik vertelde haar altijd alles. Waarom nu een uitzondering maken? ‘Noxia. Dit is die jongen van het zandkasteel.’
‘Wat? Van toen we nog kinderen waren?’ vroeg ze sceptisch.
Ik knikte. ‘Hm, hm.’
‘Waarom kun je die jongen toch niet vermoorden? Je kon het niet als kind, je kunt het niet als tiener. Dit soort zwakheden kunnen je dood betekenen, dat weet je toch?’
Ik knikte. ‘Hm, ja.’
‘Misschien is hij het wel.’
Ik draaide me naar haar om. ‘Is hij wat?’
‘Je partner. Duh.’
Ik verstijfde. ‘Zelfs als hij dat al is, wat hij niet is, dan zou ik hem dat alsnog niet aan doen.’
‘Wat niet aan doen?’ vroeg ze, haar wenkbrauwen spottend optrekkend.
‘Verdoemd zijn om in een monster te veranderen elke keer dat er water in de buurt komt.’
Ze deed haar wenkbrauwen niet naar beneden. ‘Vind jij dat we monsters zijn?’
Ik haalde mijn schouders op en we zwegen allebei een tijdje.
‘Je vertelt het toch aan niemand, hè?’ vroeg ik.
Noxia lachte. ‘Nee, dat beloof ik.’
En ik geloofde haar niet.
~¤~
‘Hé, ik dacht even dat je me hier zou laten zitten,’ zei Justin glimlachend.
‘Ik ook,’ bekende ik en zijn glimlach betrok.
‘Dus… ga je me vertellen wat je weet?’ vroeg hij, terwijl hij op het strand ging zitten en een steen in de zee gooide.
‘Nee.’ Ik ging twijfelend naast hem zitten, iets verder van het water af dan hij. ‘Ik ga je vertellen wat ik aan je wil vertellen. Vraag maar.’
‘Is het echt wat ik gezien heb? Ben ik echt het water uit getrokken?’ vroeg hij.
Ik knikte. En toen kwam de leugen: ‘Ik denk van wel.’
Als ik zou zeggen ‘ja, ik weet het zeker’ zou hij vermoeden dat ik was wat ik was. Een monster. En dat kon ik niet aan.
‘En dat van die… vissenstaart? Heb ik dat ook goed gezien?’ vroeg hij aarzelend.
Ik knikte, trok mijn knieën op en sloeg mijn armen eromheen.
‘Dus wat zijn het? Zijn het… zeemeerminnen of zo?’
‘De correcte term is ‘Syreni’, maar ja. Zo zou je het ook kunnen zeggen.’
‘Syreni?’ herhaalde hij.
‘Jep,’ zei ik.
We keken allebei naar het water, allebei in gedachten verzonken.
Ik kon niet geloven dat ik hier zat, met de jongen, en dat ik met hem praatte over mijn meest duistere geheim. Ik keek naar hem, hij keek niet naar mij. En ook al raakte we elkaar bijna aan, we waren kilometers van elkaar verwijderd.
Hij keek me aan, duizend vragen in zijn ogen. ‘En was het echt Trixie? Of vergiste ik me daarin?’
‘Ik vrees dat ‘je een paar keer uit geweest’ bent met een zeemeermin, Justin. Sterker nog; haar ouders zijn de leiders van de zeemeerminnenclan, om het zo maar even te noemen.’
Hij keek me aan alsof ik complete onzin uitkraamde. ‘Maar… wat…’ Hij schudde zijn hoofd. ‘Hoe wordt ze een zeemeermin? Ik bedoel… op school heeft ze gewoon… je weet wel. Benen.’
‘Ik denk dat water het punt is. Zonder water, geen waterwezens,’ zei ik nadenkend. Dat as iets wat we zelf ook niet wisten. Hoe kon het dat we veranderden? Dat onze kleren gewoon weer terugkwamen als we terugveranderden, niet kapot, niet gescheurd.
Hij knikte, leek het te begrijpen. ‘Is zij de enige zeemeermin op onze school?’
Ik schudde mijn hoofd. ‘Er zijn er veel meer. En niet alleen op onze school.’
‘Hoeveel?’ vroeg hij.
‘In de stad, bedoel je? Zo’n twee- á driehonderd. In de wereld wel meer, maar dat weet ik niet precies.’
‘Twee… tweehónderd,’ piepte hij. Hij keek ontzettend benauwd.
‘Ja… wat is daar mis mee?’
Hij slikte. ‘Ik bedoel… als er tweehonderd in één stadje wonen en ze op mensen jagen…’ Hij slikte nogmaals. ‘Jemig.’
Ik besloot hem af te leiden met een ander feit. ‘Er zijn drie grote zeemeerminfamilies op aarde. De helft van een familie woont in dit stadje.’
‘De hélft,’ kreunde hij.
Ik stak mijn hand aarzelend uit, wilde hem kalmeren. Maar toen herinnerde ik me weer waarom hij zo van slag was. Omdat er teveel van ons waren.
Ik trok mijn hand weer terug, tranen die prikte in mijn ogen. Ik wendde mijn gezicht af van de jongen, de mensenjongen.
Warme vingers pakte mijn kin, dwongen me hem aan te kijken. ‘Wat is er?’ vroeg hij, zijn grijsgroene ogen leken te gloeien.
Ik maakte me van hem los en schoof een beetje opzij.
Hij zuchtte. ‘Wat heb ik gedaan?’ vroeg hij, ervan uitgaand dat he zijn fout was.
De tranen liepen geluidloos over mijn wangen. Ik haatte ze. Ik moest niet huilen omdat de jongen zei wat ik allang wis. Dat hij van ons walgde. Dat iedereen van ons walgden.
Ik stond op. ‘Ik moet gaan,’ zei ik, mijn rug naar hem toegedraaid.
‘Zie ik je morgen weer?’
‘Weet ik niet,’ zei ik eerlijk.
Hij vroeg niet waarom. Daar was ik hem dankbaar voor. ‘Doei.’
‘Doei,’ mompelde ik en ik rende ervandoor. Zodra ik zeker wist dat ik uit het zicht was, ook ik het water in.
Onderwerp: Hoofdstuk 3
Geen commentaar gevonden.
Nieuw bericht
Hoofdstuk 4
~¤~
Iedereen tevreden houden is onmogelijk. Probeer het dus ook maar niet.
De volgende ochtend ging ik met mijn skateboard naar school, omdat ik geen zin had om samen met Trixie en de zeemeertrutjes met de bus te gaan.
Ik was altijd veel eerder op school dan andere vrienden van mij. Ik weet niet waarom ik het deed.
Ik liep de fietsenkelder in en maakte haar mijn skateboard vast aan een van de fietsenrekken. Ik was slim genoeg om een hangslot mee te nemen.
Toen ik in de hal kwam, was hij bijna leeg. Alleen de conciërge die de vloer veegde en een meisje, dat me gek genoeg aan lucht deed denken. Ze had witblonde haren, die lang en golvend waren en op wolken leken. Haar jurk was wit, leek om haar heen te zweven. Ze staarde naar de borden waar onze roosterwijzigingen op te zien waren.
‘Hoi,’ zei ik.
Ze keek me aan en glimlachte vaag. Haar ogen waren fletsblauw. ‘Hé.’
‘Ben je… nieuw?’ vroeg ik aan haar, een beetje verlegen.
Ze glimlachte breder. ‘Nu je het zegt… ja.’
Ik glimlachte nog een keer en liep toen naar mijn lokaal.
~¤~
Ik had niet echt nagedacht over Justin misschien wel of niet op school zien en wat wel of niet tegen hem zeggen.
En toen ik hem zag werd dat een probleem.
Ik, Kelly en Kyle waren naar de ijssalon om de hoek van de school aan het lopen en toen was hij daar opeens. Met zijn vrienden.
Ik slikte. Met de vrienden die hij nog over had, dan.
‘Hé, Justin,’ zei Kyle, die hem al langer leek te kennen. ‘Gaat ie weer een beetje, man?’
‘Ja, hoor.’ Justin keek naar mij. ‘June, zou ik je misschien mogen spreken?’
Nee. Dat mag je niet. Ik keek naar Kelly. Ik stuurde haar de ‘help me hier onderuit!’ -blik.
Ze beantwoorde mijn blik met haar ‘als je mij toch niet had’ –blik. ‘Nee, dat kan niet. Ze gaat met ons mee naar de ijssalon. Na schooltijd mag je met haar gaan spelen.’
Oké, ik was het niet eens met die opmerking, maar Kelly trok me al weer verder. Kyle liep een beetje verbaasd achter ons aan.
‘Dank je,’ zei ik opgelucht tegen haar.
Ze trok haar neus op. ‘Ach, ik ben nog steeds boos op je. Nu nog bozer, omdat je me niet verteld waar jullie over gesproken hebben gisteren en waarom je hem nu niet wilt spreken. Hebben jullie ruzie gekregen? Ik wist niet eens dat jullie elkaar kennen.’
‘We kennen elkaar ook niet.’
Kyle hield zich hierbuiten.
‘Hij kent je naam en hij wil je spreken,’ zei Kelly verwijtend.
Ik knikte. ‘Ja… voor…’ O jee, voor wat? ‘Trixie.’
Ze trok een wenkbrauw op. ‘Trixie?’ herhaalde ze ongelovig.
Ik knikte. ‘Ja, ze zijn, zeg maar, een setje. Hij wilde weten of ze vrij was dit weekend.’
‘En wat heb jij toen geantwoord?’
‘Dat ze niet meer kan omdat ze mee gaat naar oma.’ Kortom; haal je niets in je hoofd, Trixie is er ook niet.
‘Met hoeveel gaan jullie naar oma?’ mopperde ze.
We liepen we ijssalon in. Kyle pakte zijn portemonnee.
Ik schudde mijn hoofd. ‘Stop die weg. Ik trakteer.’
Kelly snoof. ‘Nou, daar maak je het niet goed mee, als je dat denkt. Ik vind nog steeds dat je het me moet vertellen.’
‘Ook niet als ik je tweebolletjes geef?’
Ze perste haar lippen op elkaar, ze onderdrukte een glimlach. ‘Vier bolletjes en je hebt een deal.’
Ik zuchtte. Zoveel geld had ik niet bij me. Ik maakte een hoofdknikje naar Kyle en mimede ‘niet nu!’ naar haar.
‘Later dan,’ mimede ze terug.
Ik antwoorde niet.
‘Een bolletje chocolade,’ zei Kyle, die onze zwijgende conversatie helemaal niet opgemerkt had.
‘En een bolletje pistache,’ zei Kelly.
‘En jij, meiske?’ vroeg de man achter de ijsbar.
‘Vanille, als het kan,’ zei ik vriendelijk. Vervolgens staarde ik uit het raam, maar Justin was uit het zicht verdwenen.
Toen gaf hij ons de drie ijsjes en ik betaalde. ‘Problemen, mop?’ vroeg de man terwijl hij me het wisselgeld gaf.
‘Eh, nee, hoor.’
‘Nou, stop dan met naar buiten te staren en trek dat mooie mondje van een glimlach,’ zei de man vriendelijk. Hij had overduidelijk kinderen.
O, dacht ik. Alsjeblieft, behoed me voor hem of zijn gezin iets aandoen.
Ik liep terug naar Kyle en Kelly, die buiten aan een tafeltje zaten.
‘Nee, ik meen het! Zijn broek stond in de fik!’ zei Kyle bloedserieus.
Kelly rolde met haar ogen. ‘Tuurlijk,’ was haar reactie, waarna ze een lik nam.
‘Hé. Waar hebben jullie het over?’ vroeg ik terwijl ik een stoel van een van de andere tafeltjes pakte en bij hen aan tafel schoof.
‘O, de gebruikelijke onzin van Kyle. Broeken die in de fik vliegen en zo.’ Kelly gooide haar hoorntje, zoals altijd, weg.
Ik nam een likje van mijn vanille-ijs. ‘En… hoe gaat het ermee? Nog leuke roddels en feitjes die ik moet weten?’
Kelly dacht even na, pakte Kyle’s ijsje uit zijn handen (hij riep verontwaardigd ‘hé!’ maar dat negeerde ze) en nam een lik. Toen gaf ze hem weer terug en zei: ‘Nou, Will gaat ons dit weekend aan zijn vriendin voorstellen, maar omdat je niet mee gaat, stuur ik je wel een foto. O, en dan hebben we nog Simon…’
‘Ssst! Je had beloofd om het niet te vertellen!’ zei Kyle, verontwaardigd naar zijn ijsje kijkend. Ik dacht niet dat hij vies was van Kelly, maar ikzelf zou het ook niet fijn deden als ze dat bij mij deed.
‘Wat had je beloofd niet te vertellen?’ vroeg ik. ‘Iets over Simon?’
Kelly schudde haar hoofd. ‘Hij heeft gelijk, ik heb het beloofd. En ik kom altijd mijn beloftes na.’
Ik trok een wenkbrauw op.
‘Oké, bijna altijd.’
Ik lachte en nam nog een lik.
Kelly boog zich over de tafel heen naar me toe. ‘En ga je me nog vertellen waar jij en Justin gisteren over gepraat hebben?’
‘Nee,’ zei ik eerlijk, maar toen voegde ik er aan toe: ‘Niet nu. Later.’ Ik maakte opnieuw een hoofdknikje naar Kyle.
Ze kreunde, pakte mijn ijsje nam een lik, gaf hem weer terug en stond op. ‘Ik ga maar weer eens. Doei, doei.’ En ze liep met grote passen weg.
Kyle keek me vragend aan.
‘Ze doet erg raar,’ zei ik.
Hij schudde zijn hoofd. ‘Nou, nee, Eigenlijk is dat gewoon… Kelly. Ik vroeg me alleen af waarover je met Justin gepraat hebt.’
Ik kreunde. ‘Ja, ja. Zullen wij ook maar terug gaan?’
Hij at het laatjes beetje van zijn hoorntje op. ‘Jep. Als je maar weet dat Kelly het niet gaat opgeven.’
‘Hm?’
‘Ach, je snapt toch wel dat ze koste wat het kost wil weten wat je gezegd hebt? Dat je het haar niet verteld, maakt haar alleen maar nieuwsgieriger.’
Ik zuchtte. ‘Weet ik.’
~¤~
Na schooltijd hing ik nog even rond met Kelly en Delia, maar toen Kelly naar huis moest, gingen ook ik en Delia naar huis. We reisden apart, want zij was met de bus en ik met mijn skateboard.
Ik trof Trixie en mijn nichtjes aan bij het steegje, een klein straatje waar eigenlijk nooit iemand was. Die steeg was een van de twee wegen naar ons huis. De ander was via het water. Natuurlijk was er nog een weg voor de auto’s die we hadden, maar die kon je met de voet niet bereiken.
Trixie en vijf andere nichten, achternichten en nog verdere familie stonden tegen de muren aan. Het leek wel alsof ze op me gewacht hadden.
‘Hallo, June,’ zei Trixie.
‘Hé,’ zei ik behoedzaam. Zou ik me nu om kunnen draaien en weg kunnen skateboarden? Nee, dan zouden ze denken dat ik bang voor ze was.
‘Hoe gaat het met je straf?’
O? Dus ze kwam me gewoon een beetje dwarszitten. ‘Best. Kan niet beter. Mag ik er nu langs?’
Trixie draaide zich eindelijk naar me toe. Ze sloeg haar armen over elkaar. ‘Is er een reden dat Justin niet meer met me wil praten?’
Ja, duh. Jij vermoorde hem bijna, trut. ‘Weet ik veel. Zie ik eruit als de expert?’
Ze keek me even aan en schudde toen haar hoofd. ‘Je ziet eruit als een mislukkeling. Pappie zei dat je niets tegen hem moest zeggen. En volgens mij weet hij wat ik ben.’
Ja, wat had je verwacht dan? ‘Je vader zei dat hij met niemand erover mocht praten, niet dat hij niet mocht weten wat jij was.’
‘Als hij het weet dan heeft hij het toch met een van ons besproken?’ vroeg ze. ‘En ik verdenk jou. En omdat mijn vader vindt dat je het tot nu toe uitmuntend doet, heb ik besloten om je zelfstandig te straffen.’
‘Wat?’ Oké, ik had weg moeten skaten. Maar daarvoor was het nu een beetje te laat.
Op dat moment pakte Sharaï, geen idee wat zij van me was, mijn skateboard af. De andere meisjes lachte toen ik het probeerde terug te pakken.
Vervolgens sloeg Sharaï hard met het skateboard op mijn hoofd. Ik viel op de grond en ik wist dat het geen nut had om te proberen op te staan. Dus deed ik het ook niet.
De andere meisjes kwamen nu ook dichterbij. Ik stak mijn hand in mijn jaszak, voor mijn mobiel, maar de naaldhak van Lyla op mijn hand hield me tegen. Ze pakte mijn schoudertas af en begonnen er mee te gooien.
Ik wilde schreeuwen, maar ergens ook niet. Dat zouden ze alleen maar leuk vinden.
Ze duwde me tegen de muur aan en gooide zowel mijn tas en mijn skateboard naar me toe terwijl ze lachend wegliepen.
Mijn hand had een naaldhak afdruk die bloedde. Mijn skateboard was kapot, mijn tas stonk naar rook. Toen mijn hoofd tegen de muur van het steegje was gebotst, was het gaan bloedden. Ook op mijn knie bloedde het.
Ik had geen zin om op te staan. Ik wilde hier blijven liggen, verdoofd, niet helemaal zeker wetend of dat wel echt gebeurd was.
‘Dat krijg je nou in zo’n gure steeg,’ zei een onbekende stem.
Hoofdstuk 5
~¤~
Vertrouw niemand, ook al ben je er van overtuigd dat je de kunt vertrouwen.
‘Wat?’
Een jongvolwassen vrouw kwam de steeg ingelopen. Ze had roodblonde haren en grijsgroene ogen. Ze kwam me bekend voor en ergens ook weer niet. Ze hielp me overeind en glimlachte vriendelijk naar me. ‘Gaat het goed?’
Ik knikte en kromp toen ineen. ‘Nee,’ gaf ik toe.
‘Ik heb een strandwinkeltje, als je even met me mee loopt, verbinden we dat even.’
Ik knikte nogmaals, ook al wist ik niet zeker of dat een goed idee was.
‘O, en ik heet trouwens Emily.’
‘June,’ zei ik, maar ik kon een glimlach niet opbrengen.
Emily pakte mijn skateboard en mijn tas. Ik liep achter haar aan, maar na een tijdje merkte ik dat mijn knie dit niet zo fijn vond. Ze bood me haar arm aan, die ik dankbaar aannam.
‘Wie hebben dat gedaan?’ vroeg ze.
‘Een paar meisjes van school,’ antwoorde ik.
Emily snoof. ‘Ja. Meisjes worden in films en boeken altijd zo onderschat. Ze kunnen je naar beneden halen alsof je aan het bungeejumpen bent en zij je touw vasthouden.’
Dat maakte me aan het lachen. ‘Ik zou nooit bungeejumpen als zij mijn touw vasthielden.’
Ze grijnsde naar me. ‘Ik ook niet.’
‘Dank je wel, trouwens. Dit is ongewoon behulpzaam,’ zei ik. En ik meende het echt. Dit was een vriendelijkheid die een monster als ik niet verdiende.
Ze lachte. ‘Graag gedaan… June, niet?’
‘Ja.’
We liepen een klein winkeltje in. Een soort souvenirwinkeltje, met schelpen, wegwerp fototoestellen, zonnebrand, blikjes drinken, zonnebrillen, tassen, strandballen en handdoeken. En nog meer. Eigenlijk alles wat je op een strand nodig zou kunnen hebben.
Een jongen van ongeveer vijftien jaar stond achter de kassa. ‘Wie is dat, Emily?’ vroeg hij.
‘Ze is gevallen. Ik ga haar even verbinden. Jij kan het nog wel een tijdje alleen af, toch?’
De jongen knikte.
Emily trok me mee naar het magazijn. We liepen door een andere, witte deur en kwamen uit in een kleine keuken.
Het was een simpele, met een hoge bar waar twee stoelen bijstonden en een aanrecht en een tafel. Op het aanrecht stond een pot in de vorm van een vis. Ik vermoedde dat daar suiker of zo in zat.
‘Ga maar aan de bar zitten. Ik pak even mijn verbanddoos.’
Ik knikte en nam plaats in een van de stoelen. Ze glimlachte even en liep toen door het kleine gangetje weg.
Toen klonk er een bel.
‘Gewoon negeren, het is de bel van de winkel!’ riep Emily naar mij.
Toen vloog de deur van de keuken open. ‘Hé, Emily. Ik… O.’
Justin keek me stomverbaasd aan. Na een tijdje keek hij niet meer naar mijn gezicht, maar naar mijn knie, mijn hoofd, mijn hand. ‘Wat…’
Emily kwam de keuken ingelopen. ‘Hé, broertje!’
Ho. Even pauzeren. Broertje?
‘Hé, Em.’
Dat zul je net zien. De enige aardige persoon in deze buurt was natuurlijk weer de zus van Justin. Typisch.
‘Goed dat je er bent. Kun jij even naar haar knie en hand verbinden? Ik doe de vloeibare pleister wel op haar achterhoofd. Of heeft dat een hechting nodig?’ Ze pakte mijn hoofd vast en bestudeerde de wond. ‘Nee, vloeibare pleister zal wel genoeg zijn.’ Ze begon mijn achterhoofd de verzorgen terwijl Justin op de andere kruk ging zitten.
Hij bestudeerde me grondig, maar ik zag dat hij er met zijn hoofd niet bij was. De wazige blik in zijn ogen verdween pas toen Emily hem de verbanddoos gaf en naar de winkel toe liep.
Hij schraapte zijn keel. ‘Hoi.’
Ik antwoorde niet.
Hij knikte, leek mijn reactie, of eigenlijk mijn geen-reactie, verwacht te hebben. Hij sprong van de kruk af en knielde bij me neer.
Ik stak mijn knie naar hem uit.
Hij bestudeerde hem, iets minder grondig dan zijn zus mijn achterhoofd had gebestudeerd. ‘Hm. Die moet eerst schoongemaakt worden.’
‘Schoongemaakt?’ piepte ik angstig. Nee. Bij schoonmaken hoorde water. En water liet mijn huid veranderen in schubben.
Justin knikte en liep al naar het aanrecht, waar hij een doekje natmaakte.
Ik slikte. Doodsbang staarde ik hem aan terwijl hij weer bij me neerknielde en het natte doekje tegen mijn knie drukte.
Er gebeurde niets.
Geen glimpje schubben, niet eens tekenen van een verandering. Hoe… kon dat? Wat was er veranderd?
Hij glimlachte, leek vreemd gerustgesteld. ‘Zo. Nu kan er een pleister op,’ zei hij en hij klonk vreemd. Hij klonk… een soort van… moederlijk. Alsof hij zei ‘het ergste is voorbij, nu alleen nog een pleister’.
‘Heb je nog een jonger broertje of zusje?’ vroeg ik aan hem.
Hij keek me verbaasd aan. ‘Ja. Nu je het zegt; ik heb een broertje,’ antwoorde hij toen.
‘Hoe oud is hij?’
Justin leek niet te snappen waar mijn plotselinge nieuwsgierigheid vandaan kwam, maar hij gaf wel antwoord op mijn vraag. ‘Hij is tien, bijna elf. En hij heet Stef.’
Ik glimlachte, zag al helemaal een kleine Justin voor me. ‘Dat dacht ik al.’
‘Hoe dacht je dat dan?’ vroeg hij zich af terwijl hij mijn hand bekeek en fronste. ‘Hoe kun je bij een val dit in je hand krijgen?’
‘Je ging erg… ik weet niet… verzorgend met mijn knie om. Alsof je het al vaker gedaan had. Bij een jonger iemand. Dus vandaar.’ Verder was ik stil.
Hij knikte en wachtte. Ik gaf geen antwoord op zijn andere vraag. Na een tijdje vroeg hij: ‘En mijn tweede vraag?’
Ik slikte en probeerde er vervolgens een grapje van te maken. ‘Geloof je me als ik zeg dat er een spijker op de grond lag?’
‘Nee, aangezien een spijker veel dunner is en veel meer schade aan zou richten,’ zei hij terwijl hij jodium op de wond deed.
Ik zuchtte, wilde het wel vertellen, maar kon het niet.
‘June,’ zei hij zacht. ‘Je kunt me vertrouwen, dat weet je.’
‘Weet ik dat?’ vroeg ik vertwijfeld.
Hij lachte. ‘Oké, nee. Misschien niet. Waarschijnlijk niet.’
‘Je hebt volkomen gelijk. Ik weet het niet,’ ze ik lachend.
Hij grijnsde, maar die betrok weer. ‘June…’
Ik rilde toen hij mijn naam zei. Hij had hem eerder gezegd, maar nu zei hij het alsof het een gedicht was. Alsof mijn naam zo teer als een bloem was en hij hem probeerde aan te raken zonder hem te breken.
‘Je kunt me vertellen wie je dat heeft aangedaan, June.’
Ik keek hem aan. ‘Niemand heeft me dat aangedaan.’
‘Dan sla ik niemand verrot,’ zei hij terwijl hij een gaasje over de wond deed en die vastzette met een pleister.
Die nieuwe kant van hem overviel me. Ik wist helemaal niet dat hij om me gaf, laat staan dat hij degene die me pijn deden pijn zou doen. ‘Je… je zou toch niet werkelijk…’
‘O, jawel. Niemand heeft het recht om een onschuldig iemand in elkaar te slaan. Wie heeft het gedaan? Waren zij het?’
Dus hij dacht wat ik dacht dat hij dacht. Natuurlijk dacht hij wat ik dacht dat hij dacht. Waarom zou hij het anders voor me op willen nemen?
Maar dat was het probleem. Voor een onschuldig iemand zou hij opkomen en ik was zo schuldig als maar kon.
Ik schudde mijn hoofd en staarde naar de tegels op de grond.
Hij tilde opnieuw mijn kin op. ‘Dat is het, hè?’
Ik maakte mijn kin los en sloeg mijn armen over elkaar. ‘Weet je, jij gaat er blind van uit dat ik weet wat het zijn en dat ik een hekel aan ze heb. Wie zegt dat ik niet een van hen ben?’ Het was eruit voordat ik erover na had gedacht.
Hij zei een tijd niets. Na een tijdje zei hij: ‘Daar heb ik over nagedacht. En lang ook. Maar jij hangt nooit bij Trixie en de andere en je leek geen probleem te hebben met bij het water afspreken. En…’ Hij stopte.
‘En wat?’ Wat zorgde ervoor dat hij dacht dat ik geen monster was?
‘Die tekening in de gang. Je tekende het meisje alsof benen iets heiligs waren. Alsof je medelijden had met iedereen die geen benen heeft. Ik… ik wist toen gewoon dat je geen monster was.’
Mis, dacht ik zuur.
Emily kwam binnen en glimlachte naar me. ‘Kijk eens, dat ziet er al beter uit. Zal ik je naar huis brengen met de auto?’
Ik stond op van de kruk. ‘Nee, maar dank je voor je aanbod. Je kunt je winkel toch niet zo achterlaten?’
‘Helemaal gelijk,’ zei ze tot mijn grote opluchting. Maar toen draaide ze zich naar Justin om. ‘Jij begeleidt haar naar huis. We willen niet dat ze straks naar het ziekenhuis moet of zo.’
Justin leek het niet erg te vinden, maar ik wel. Het was een ding om hem te vertellen wat we zijn, maar een compleet ander ding om hem mee naar huis te nemen. Als ik dat doe, heb ik zeker een ziekenhuis nodig. Of een doodskist.
‘Is het ver lopen?’ vroeg Justin.
Ik schudde mijn hoofd.
Emily gaf me mijn tas en mijn skateboard. ‘O. Dat mag je weggooien, hoor. Veel kan ik daar toch niet meer mee,’ zei ik tegen haar.
‘Ik kan hem maken,’ zei Justin.
Ik keek hem ongelovig aan. ‘Jij? Een skateboard maken?’
Hij haalde zijn schouders op. ‘Ja, waarom niet? Als hij klaar is geef ik je hem wel weer.’ Hij legde hem op de keukentafel, waarna hij mijn tas overpakte en hem over zijn schouder sloeg. Het was geen gebaar dat zei ‘ik draag je tas, want ik ben aardig’. Het was een gebaar dat zei ‘ik zou er maar niet vandoor gaan als ik jou was, want ik heb je tas’.
De klier.
We liepen samen de winkel uit en liepen richting het strand. Ik wilde niet door de steeg, bang dat ik daar Trixie en de Trutfamilie zou aantreffen.
‘Dus… waar woon je?’ vroeg Justin.
‘Gaat je niets aan,’ mopperde ik.
Hij trok een wenkbrauw op. ‘Waar lopen we nu dan heen?’
Ik stopte met lopen en draaide me naar hem toe. ‘Luister. Als jij bevriend met me wilt zijn; best. Maar ik ga geen jongen die ik net twee dagen ken uitnodigen bij mij thuis. Dus je mag kiezen. Of we gaan de hele dag op het strand zitten, of je geeft me mijn tas terug en gaat naar huis.’
Hij dacht even na. ‘Lijkt me redelijk.’
Ik blies opgelucht uit. Oké, dat had ik gehad.
‘Maar ik ga niet naar huis. Nu nog niet. Als je me wilt leren kennen, moet je meer tijd met me doorbrengen.’
‘Ik heb helemaal nooit gezegd dat ik je wilde leren kennen,’ mompelde ik.
Hij lachte. ‘Kom, ik weet een leuk tentje. Heb je al gegeten?’
Was het al zo laat, dan? Ik keek op mijn mobiel. Shit! Vijf gemiste oproepen. Allemaal van pap.
‘Eh, ik moet even bellen, oké?’
Justin knikte.
Ik belde mijn vader, smekend dat hij niet in een zeurderige bui was. Zo eentje waarbij zijn stem een octaaf omhoog schoot. Dan begon hij tegen je te piepen alsof jij de kat was die net zijn muizenkindjes had opgegeten.
‘June! Christus! Waar ben je? Het is kwart over zes!’ Mijn vader klonk helemaal over de rooie, maar zijn stem was gelukkig zijn oude vertrouwde, lage stem.
Ik hoorde dat mama de telefoon overpakte. ‘Lieverd? Waar was je? En waar ben je nu?’
‘Ik ben samen met een… vriend,’ zei ik. ‘En ik was de tijd vergeten.’
Mam was even stil. ‘Een vriend? Als in een jongen? Als in… o jee, vind je jezelf niet te jong?’
‘Mam!’ siste ik in de telefoon. ‘Die ‘vriend’ van me is Justin Reijers. Dus chill. We zijn gewoon vrienden.’
Ik zag Justin geamuseerd glimlach. Hij had overduidelijk opgevangen waar we het over hadden. O, ik kon wel door de grond zakken!
Het werd stil aan de andere kant van de telefoon. ‘Dus… je straf… die verloopt goed?’
‘Ja, mam.’
‘O. Nou. Eh…’ Ze dacht even na. ‘Je moet om half tien thuis zijn en haal geen rare dingen uit.’
Ze hing op.
Wauw. Dat was niet bepaald wat ik verwacht had.
Ik stopte mijn mobieltje weer in mijn broekzak en ademde diep in en vervolgens uit.
Justin deed me na. Ik staarde hem geïrriteerd aan, maar dat negeerde hij. ‘Ga je nou mee of niet?’
Ik deed alsof ik nadacht, maar eigenlijk had ik allang besloten om bij hem te blijven. ‘Oké, dan. Als jij dat wilt.’
‘Jij moet het ook willen, Assepoesje.’
‘Assepoesje?’ herhaalde ik.
Hij lachte. ‘Zo sprak mijn broertje vroeger ‘Assepoester’ uit. En hij is er eigenlijk nooit mee gestopt. En ik nam het over.’
‘En hoezo ben ik ‘Assepoesje’?’
‘Sinds het lijkt alsof je het slaafje bent van de Syreni.’
‘O? Nu noem je zo opeens Syreni?’ vroeg ik plagend aan hem.
Hij bloosde. ‘Eh, ja.’
‘Pech voor jou, het meervoud is Syrenies.’
‘Shit,’ zei hij.
Ik had helemaal niet door gehad dat we tijdens ons gesprek waren begonnen met lopen. ‘Waar gaan we eigenlijk heen?’
‘Naar een plek waar ik graag kom.’
Geen verdere uitleg en ik vroeg er ook niet naar. Het maakte me eigenlijk niet uit waar we heen gingen, want ik ging er heen met ‘de jongen’.
‘Dus…’ begon hij, nonchalant mijn tas over zijn schouder slaand.
‘Dus… wat?’
‘Hoe wist jij van de zeem… Syrenies af?’
Ik beet op mijn lip en keek naar de vloer. Ik kon niet liegen. Wilde niet liegen. Maar de waarheid zou hem afschrikken.
‘Wil je het me niet vertellen?’ vroeg hij vriendelijk.
Ik keek hem aan met een wanhopige uitdrukking op mijn gezicht. ‘Vind je dat erg?’
‘Nee, hoor. Geeft niets. Ik snap het best. Je kent me niet en wil me geen dingen vertellen die me niets aangaan. Prima.’
Justin liep een klein tentje binnen. Het was bij het minst drukke deel van het strand, omdat het strand daar zelf afgezet was voor de waterskibaan. Bij dit deel kwam ik niet vaak, omdat schoolgenoten hier kwamen.
‘Wat is dit hier?’ Ik dacht dat ik het stadje wel zo’n beetje kende. Fout gedacht dus.
‘Ben je hier nog nooit geweest?’ vroeg Justin verbaasd.
Ik schudde mijn hoofd. ‘Ik weet niet eens wat er in dit deel van de stad te doen is,’ bekende ik.
‘Kom je achter,’ zei hij grijnzend.
‘Waarom word ik achterdochtig van die glimlach?’ vroeg ik hem plagerig.
Hij lachte en haalde onschuldig zijn schouders op. ‘Ik heb werkelijk geen flauw idee.’
Onderwerp: Hoofdstuk 4&5
Geen commentaar gevonden.
Nieuw bericht
Hoofdstuk 6
~¤~
Soort zoekt soort. Probeer dat ook maar niet te veranderen.
‘Serieus?’ vroeg ik, ongelovig naar de kaart staren.
Justin lachte. ‘Ja. Nooit een broodje ijs gegeten? Of er van gehoord?’
‘Tuurlijk wel. Maar dit is dus een soort van broodje-met-ijs-restaurant?’ vroeg ik.
‘Nou ja, zo veel keuze is er nou ook weer niet.’
‘O nee? Dit zijn meer soorten ijs dan ik in mijn hele leven zal eten!’
Hij schudde vol gespeeld medelijden zijn hoofd. ‘Arme jij.’
De serveerster kwam aangelopen. Ze glimlachte naar Justin alsof ze oude vrienden waren. ‘Hé, Justin. Wat leuk om jou weer eens te zien. Wat erg van dat ongeluk! Ik heb nog gedate met die twee!’
Justin keek haar aan, voor het eerst zonder glimlach op zijn gezicht. ‘Demi, ik weet dat het erg is.’
Ze knikte. ‘Ja. Tuurlijk weet je dat. Willen jullie misschien iets te drinken bestellen?’
Hij leek zich te beseffen dat hij haar niet echt vriendelijk had behandeld, want hij schonk haar een oogverblindende glimlach en op de een of andere manier vond ik dat niet leuk. ‘Ik wil cola, als het kan.’ Ik merkte dar hij zijn stem vriendelijk liet klinken.
‘Tuurlijk. En jij?’ Ze draaide zich naar mij om.
Ze was mooi, met haar blonde haren met blauwe plukken. Ze had van die helderblauwe ogen die de hemel leken te weerspiegelen en schattige sproetjes vulde haar gezicht.
Ik mocht haar helemaal niet.
‘Ik wil graag thee,’ zei ik zo vriendelijk mogelijk.
Ze knikte, schreef dat op en liep weg.
Justin trok een wenkbrauw naar me op. ‘Thee? Met dit weer? Meen je dat nou serieus?’
Ik haalde mijn schouder sop. ‘Ik houd van thee. En daarbij; iets kouds eten of drinken is geen remedie tegen de hitte. Iets warms drinken of eten wel.’
‘Daar ben ik het niet mee eens.’
Betweter. ‘Nou, ik wel. Dus heb er maar vrede weer.’
Hij lachte. ‘Dat lukt me wel, denk ik.’
Demi kwam terug met Justin’s cola. ‘Je thee komt er zo aan,’ zei de glimlachend. Ze pakte haar boekje weer uit haar schort. ‘Willen jullie al iets bestellen?’ vroeg ze.
Justin knikte. ‘Ik wil wit brood met pistache, chocolade-muntijs en… wat is smurfenijs?’
‘Zoet, chemisch spul dat de kinderen lekker vinden,’ zei Demi.
Hij grijnsde. ‘Doe die er ook maar bij.’ Hij gaf haar zijn kaart.
Demi draaide zich naar mij om. ‘En jij?’
Ik beet op mijn lip. ‘Wit brood met vanille, aardbei en chocolade-muntijs.’ Ik wist niet wat chocolade-muntijs was, maar het klonk wel apart.
Toen Demi weer weg was, vroeg ik aan Justin: ‘Jij lacht veel, nietwaar?’
‘Hm?’ vroeg hij.
‘Nou, je lacht veel. Dat viel me eerder ook al op, maar toen wist ik niet of je dat deed om je verdriet vanwege je vrienden te verbergen. Maar je doet het de hele tijd. Je schenkt iedereen een glimlach of een grijns. En als je dat niet doet, denk je gelijk dat je mensen kwetst en probeert dat goed te maken met een glimlach.’
‘Is dat verkeerd?’
Ik schudde mijn hoofd. ‘Nee. Het is gewoon… ongebruikelijk.’
‘Jij lacht niet vaak,’ zei hij.
Ik haalde mijn schouders op. ‘Ik heb er niet veel reden toe.’ En nu al helemaal niet.
Hij keek me aan met een vreemde blik. Ik keek even naar het tafelbladen toen weer naar hem. Hij staarde me nog steeds aan.
‘Wat?’ vroeg ik, verbaasd over de intensheid in zijn blik.
Ons onderonsje werd onderbroken door een andere serveerster, die mijn thee op tafel neerzette en me liet kiezen tussen verschillende soorten thee. Ik koos vanillethee. Ik kende het niet, maar ik hield van vanille. Ik had vanilleshampoo. Niet dat ik dat aan Justin ging vertellen.
‘Uw bestelling komt er zo aan,’ verzekerde dit meisje en ze liep, met Justin’s lege colaglas, weg.
‘Hoe lang duurt het om een bolletje ijs op een broodje te dumpen?’ mopperde ik.
Justin lachte. ‘Dat zegt alleen een buitenstaander,’ grapte hij. ‘Je moest die broodjes eens zien.’
Toen Demi terugkwam met onze borden, snapte ik wat hij bedoelde.
Het ware zoete, witte broodjes met ijs erop. Het brood was koel, alsof het in de vriezer had gelegen. Je kreeg slagroom, chocoladesaus, hagelslag en andere versiersels voor op het broodje erbij. En tot mijn grote verbazing, vond ik het nog lekker ook.
‘Het enige minpunt van deze broodjes,’ zei ik terwijl ik nog een hap wit brood met chocolade-muntijs met chocoladesaus en hagelslag nam. ‘Ik dat een toetje overbodig is na deze ijsmaaltijd.’
‘Je kunt koffie bestellen. Of chocolademelk. Ze zijn hier vooral goed in zoete dingen. Man, dat blauwe, chemische, zoete spul is echt geweldig.’
Ik trok een gezicht toen Justin een hap brood met smurfenijs nam en het gesmolten ijs eruit druipt.
Hij bood me het broodje aan. ‘Wil je een hapje?’
‘Nee, dank u,’ zei ik. ‘Ik ben niet echt een zoetekauw en ik ben ook geen voorstander van kunstmatige kleur- en smaakstoffen.’
‘Oe, wat gebruik je moeilijke woorden,’ zei hij en hij bood me opnieuw dat broodje aan. ‘Wil je het echt niet proeven?’
Ik zuchtte, pakte het broodje en nam een hap. Jakkes. Precies zoals ik verwacht had. Justin moest lachen om mijn gezicht.
Ik veegde mijn handen af aan mijn servet. ‘Vind je dat echt lekker? Of maak je dat jezelf alleen maar wijs?’
Hij lachte. ‘Je hebt gelijk. Het smaakt afschuwelijk.’
‘Waarom eet je het dan?’
‘Omdat ik nieuwsgierig ben,’ zei hij. ‘En niet alleen naar ijs. Hoe weet jij van ze af?’
Ik kreunde. ‘Dat gaat je niets aan!’
‘Oké,’ zei hij. Hij legde zijn broodje op zijn bord. ‘Maar mag ik je wel mijn theorie vertellen?’
‘Eh… dat is… goed, denk ik.’
‘Jij bent familie van Trixie,’ zei hij en hij ging niet verder. Hij wachtte op bevestiging.
Ik knikte.
‘En ik denk dat het een of ander familieding is. En dat jij een van de familieleden bent die geen… Syreni is.’
En daar ging hij de mist in.
‘Dus ben jij de zonderling. Trixie en de andere pesten jou omdat zij Syrenies zijn en jij niet.’
Ik schudde mijn hoofd. ‘Dat klopte niet helemaal.’
‘O.’ Hij pakte zijn broodje weer en kauwde nadenkend op het met smurfenijs doorweekte brood.
Ik dronk mijn thee op en nam nog een hapje brood voordat ik het opgaf. ‘Nu is het echt teveel gesmolten.’
Justin lachte en legde ook zijn broodje neer. ‘Ja. Je hebt waarschijnlijk gelijk.’ Hij pakte zijn lepel en begon het gesmolten ijs dat op het bord gedrupt was op te eten.
Alsof Demi op ons had gelet kwam ze meteen op ons af gelopen. ‘Zijn jullie klaar?’ vroeg ze.
Justin knikte. ‘Maar een warme chocomelk met slagroom en marshmallows gaat er altijd in.’
Demi knikte terwijl ze de borden en mijn lege theekop pakte. ‘Ook voor jou?’ vroeg ze aan mij.
Ik schudde mijn hoofd. ‘Nee, dank u. Ik wil graag een water, zonder bubbels.’
Toen Demi weer weg was keek Justin me onbegrijpend aan. ‘Thee? Water? Wat voor maffe tiener ben jij?’
Daar moest ik om lachen. Hij vond het raar dat ik thee en water bestelde. Aan alles wat je raar aan me zou kunnen vinden, vind hij mijn voorkeur voor water en thee vreemd.
Hij lachte even met me mee, maar stopte toen en staarde uit het raam.
Ik vond dat ik niet eerlijk was. Hij had vandaag zoveel voor me gedaan. En waarom gaf ik niets terug? ‘Laten we zeggen dat je, op sommige punten, gelijk had. Wat denk je dan dat er gebeurd als het regent buiten? Of als water drinken?’
Hij fronste. ‘Veranderen ze dan?’
Ik schudde mijn hoofd. ‘Ja en nee. Een volledige vissenstaart krijg je alleen als je benen helemaal nat worden en het proces van benen naar staart duurt ook veel langer. Maar als Trixie een druppel water op haar arm zou krijgen, zou haar huid in schubben veranderen. Dat valt bijna niet op, maar zodra de zon schijnt, zie je dat glinsteren.’
‘Glinsteren?’ herhaalde hij ongelovig
‘Nou ja, hij glinsteren niet zoals vampiers in sommige films of verhalen doen, maar de schubben zien eruit als huid, maar hebben een soort… ik weet niet. Trixie heeft een soort paarsblauwe glinstering over zich heen.’
Justin keek me niet-begrijpend aan.
Ik zuchtte. ‘Oké, dat is niet zo belangrijk. Het gaat erom dat delen van je kunnen veranderen door water. Als ze water drinken en vervolgens hun mond openen, zie je opeens stralend witte, scherpe tanden. Met hoektanden en al.’
Hij trok een gezicht. Ik probeerde dat te negeren.
Ik en Justin schrokken op toen Demi terugkwam met mijn water en zijn chocomelk.
‘Eh, Demi? Ik wilde eigenlijk een meeneembeker. En zij wil een flesje water. Kun je dat regelen?’ vroeg Justin.
Ze kreunde, maar nam de bekers wel weer mee.
‘Waarom?’ vroeg ik.
‘Je moet op tijd thuis komen. Zo meteen mag ik nooit meer met je spelen.’ Hij knipoogde.
Misschien was het kinderachtig, maar het ‘met je spelen’ schoot me meteen in het verkeerde keelgat. ‘Wie is hier met wie aan het spelen, Justin?’ vroeg ik dreigend. Als hij had geweten wie, wat, ik was en als ik water had, zou ik het drinken en hem mijn scherpe tanden tonen. Maar dat kon niet. Want ik had geen water en hij wist niet wat ik was.
En dat zou hij ook nooit te weten komen.
~¤~
We liepen over het strand richting mijn huis. Ik wist at het geen goed idee was, maar dat was de enige manier om hem zo lang mogelijk hier te houden.
‘Wonen jullie aan het strand?’ vroeg hij zich af.
Ik schudde mijn hoofd. ‘Trixie en haar familie wel. Ik woon meer richting de pier. Maar ik houd van wandelen op het strand en wanneer het druk is kan ik dat niet.’
Er liep een wat ouder stelletje hand in hand langs ons. Ze gaven ons een knik en keken toen weer naar het zand.
Ik keek nog even om en slaakte een zucht.
‘Wat is er?’
Ik schudde opnieuw mijn hoofd. ‘Niets.’
Toen was er geen tijd meer over. De hekken waren al inzicht en de laatste trappen die naar de pier liepen voordat je bij de hekken kwamen was angstaanjagend dichtbij.
Ik trok Justin mee richting de trap, een goed excuus om hem aan te raken, een slecht excuus om hem daarna nog vast te houden.
‘Weet je, June,’ zei Justin opeens. ‘Je bent verbazingwekkend. Ik dacht dat ik begreep wat er in jouw hoofd omging die keer in het ziekenhuis, maar nu ben ik de weg weer helemaal kwijt. Terwijl ik eigenlijk best wel nieuwsgierig bent naar wie je bent.’
‘Geloof me, je wilt het niet weten,’ mompelde ik.
We liepen in stilte verder. Toen we de pier opliepen, draaide ik me weer naar hem om. ‘Je moet maar eens gaan, denk ik zo.’
Justin keek me even niet-begrijpend aan, maar knikte toen. ‘Oké. Als jij dat wilt. Ik zie je op school wel weer… denk ik.’
Hij zwaaide even en liep toen, zijn handen diep in zijn zakken, weg.
En keek hem na en slaakte nog een zucht. Vervolgens draaide ik me om en liep naar huis.
Tot mijn grote verbazing was beneden niemand meer te bekennen. Wel stond het licht in de keuken nog aan en was er een briefje op de koelkast geplakt.
Lieve June, stond er. Ik en je moeder zijn naar een oudervergadering van de stam en zijn pas laat thuis. Voor als Noxia ook weg is of het je vergeet te zeggen; er staat eten voor je in de koelkast. Veel kusjes, papa.
Ik gooide het briefje weg en opende de koelkast. Een bak macaroni. Hoe origineel.
Ik had eigenlijk helemaal geen honger. Ik deed de koelkast weer dicht en ging aan de keukentafel zitten.
‘En hoe was het?’
Noxia deed het licht in de woonkamer aan.
Ik schrok me dood. Eerlijk waar. Ik was al best een schikachtig type, maar nu schrok ik echt heel erg. ‘Nox,’ hijgde ik angstig. ‘Jij bent het maar.’
Ze rolde met haar ogen. ‘Nee, ik ben de kerstman, nou goed?’ Ze zette haar handen in haar zij. ‘Maar dat was geen antwoord op mijn vraag.’
Ik haalde mijn schouders op. ‘Het… was wel interessant,’ mompelde ik. ‘We hebben wat gekletst, een ijsje gegeten.’
Noxia zuchtte, liet haar armen zakken en wreef met haar hand over haar voorhoofd. ‘June, hij is een mens. Ik weet dat je het leuk vind om met ze om te gaan, maar mensen zijn niet goed voor je.’
Ik wachtte heel lang voordat ik antwoord gaf.
Niet goed voor ons? Als hun er niet waren, waren wij ook allang dood geweest. Wij voeden ons met hun eten, met hun leven. En ze zouden niet goed voor ons zijn?
‘Dat zijn wij ook niet,’ zei ik uiteindelijk.
Hoofdstuk 7 t/m 10
Hoofdstuk 7
~¤~
Niet denken dat je mensen kent totdat je ze ook daadwerkelijk kent.
Ailey Simonsen.
Zo heette het nieuwe, in het wit geklede meisje dat ik gisteren al even had gesproken.
Het was geen rare, maar een ongebruikelijke naam. Een naam die ik nog nooit eerder gehoord had. Wel kende ik een hoop namen die er op leken. Ally, Eddy, enzovoorts, enzovoorts.
Ombria en Noxia waren ook niet de meest gebruikte namen van de wereld, maar het waren oude familienamen. Mijn overgrootmoeder heette Noxia.
‘Hé, ik zat net ergens aan te denken,’ zei Kyle tijdens de lunch. ‘Als Simon nou eens met die nieuwe trouwt, dan heet hij Simon Simonsen. Dat is toch lollig?’
Simon gooide een prop papier naar Kyle’s hoofd. ‘Niet grappig.’
‘Nou, eigenlijk is de naam Simon Simonsen best wel amusant,’ zei Kelly, waarnaar ze een stukje mango uit haar pakje pakte en eraan begon te knagen.
‘Pardon?’
Ik keek op van het boek dat ik aan het lezen was en verslikte me bijna in mijn kauwgom.
Justin Reijers, met Ailey Simonsen aan zijn zijde, stond naast onze tafel. ‘Zouden we erbij mogen zitten?’
‘Tuurlijk! Kom erbij!’ zei Isabel enthousiast.
Ik keek naar mijn boek terwijl ze plaats namen. Ik voelde me vreemd verraden. Sinds wanneer was hij zo dik bevriend met mevrouw ik-heb-een-rare-naam-lio?
‘Jullie kennen vast Ailey al. Ze is nieuw,’ zei Justin, mijn blik express ontwijkend.
‘Hé, Ail. Mag ik je Ail noemen? In elk geval, ik ben Kelly. En ik ben hyper vandaag, dus ik zou me maar geen suiker voeren als ik jou was.’
Ailey lachte. ‘Oké. Dat onthoud ik.’
Delia glimlachte vriendelijk naar haar en stak haar hand uit. ‘Aangenaam kennis te maken. Ik ben Delia. En wees niet bang, onze school went snel.’
‘Dank je wel.’
De andere stelden zich voor. En ik? Ik zat gewoon op mijn stoel te lezen en wist niet wat ik moest zeggen.
‘O, en dat is June,’ zei Justin toen.
Ik keek op en zag dat ze me allemaal aankeken. Delia keek me bezorgd aan, Kyle, Will en Simon niet-begrijpend en verward. Kelly keek me aan alsof ze wilde zeggen ‘dude, lekker ding om twaalf uur’. Op het gezicht van Ailey was geen emotie te bekennen. Justin keek alsof hij zich er vermaakte.
Sukkel.
‘Hoi,’ zei ik, waarna ik weer verder las.
‘Ach, kom op, June,’ zei Justin. ‘Doe eens gezellig. Doe nou niet alsof je een of andere pissige Trixie bent.’
Ik verkreukelde per ongeluk de bladzijde van het boek. Hoe durfde hij? Hoe durfde hij dat zo in de groep te horen?
Toen ik woedend naar hem opkeek begreep ik het pas. O. Hij bedoelde niet dat ik een pissige zeemeermin was, maar een pissige, populaire trut.
Hij lachte. ‘Wat heeft dat arme boek je ooit aangedaan?’
Ik kneep mijn lippen op elkaar en keek hem aan met mijn beste ‘val dood’- blik.
Hij beantwoorde hem met een onschuldig gezicht.
O, ik zweer je, Justin Reijers, als ik een knuppel had, was je nog lang niet jarig.
‘Nou, ik vind het heel erg leuk om je te ontmoeten, June Praeditos. En ik hoop dat je niet altijd zo afzonderlijk bent.’
Ik voelde een vreemde drang om naar haar te grommen, maar deed het maar niet. In plaats daarvan stond ik op. ‘Ik ga maar weer eens naar het volgende lokaal. Ik… zie jullie zo wel weer.’
En ik rende de kantine uit.
~¤~
‘Hé, lieverd. Hoe was school vandaag?’
Mam was thuis en pap niet? Dat kwam weinig voor. Niet, eigenlijk.
‘Waar is pap?’ vroeg ik achterdochtig.
Mam glimlachte alleen maar en klopte op de stoel waar ze achter stond. Ik liet me, nog steeds achterdochtig, in de stoel neerploffen.
‘Lieverd,’ zei mijn moeder met een stem waardoor ik gelijk gewaarschuwd was. ‘Hoe was je dag op school?’ herhaalde ze tot mijn verbazing.
‘Goed.’
‘O ja?’ Mijn moeder legde haar handen op zijn schouders en kneep met haar nepnagels in mijn vel. ‘Noxia zei dat je problemen had met je vrienden in de pauze.’
Rotzus. ‘Nee. Ik voelde me gewoon niet zo lekker. Dat was alles. Nox overdrijft.’
‘Natuurlijk, lieverd. Het ligt aan Noxia.’ Mijn moeder geloofde me niet. Natuurlijk niet. Noxia overdreef nooit. ‘Maar Noxia heeft geen straf gekregen.’
‘Wat? Wat doe ik fout, mam? Het gaat toch goed? Hij kletst niet!’
Mijn moeder draaide de stoel met een ruk naar haar toe. Ik was gewend aan het feit dat ze sterk was, maar toch schrok ik. ‘Trixie is naar haar ouders gegaan en zei dat jij de jongens alles hebt verteld. Waar dacht je dat we het gisteren over hadden? Je heult met de vijand, June.’
Ik maakte me los van haar en stapte van de stoel af. ‘Ach, zeik niet zo. Zonder hen hadden we geen eten. Alles wat we weten, komt van hen. Letterlijk en figuurlijk!’
Mijn moeder ademde een keer diep in en keek me toen zo kalm mogelijk aan. ‘June. Jij gaat nu op die stoel zitten en je gaat naar me luisteren.’
‘Nee,’ beet ik haar toe. Ik liep naar de kapstok en pakte mijn zomerjack. ‘Ik ga een stukje lopen. Dag, mam.’
‘June Melody Praeditos! Als je niet onmiddellijk terugkomt, dan…’
Wat er dan zou gebeuren zou ik niet meer te weten komen, want ik sloeg de achterdeur met een klap dicht en liep richting het steegje.
‘Slim gedaan, June,’ mopperde ik tegen mezelf. ‘Nu heb je ruzie met je vrienden, met Trixie en met je moeder. Toppie.’
Boos liep ik over de pier, geïrriteerd doordat alles me zo bekend voorkwam. Waarom veranderde de wereld niet terwijl jij zelf continue veranderde? Wat was de logica daarvan?
‘Hola!’
Ik botste tegen een jongen op. Nou ja, eigenlijk een man. Hij droeg een zwart motorjack en een zwarte jeans met zwarte gympen. Vreemde kleding voor dit weer.
‘Sorry,’ mompelde ik.
‘Geeft niet, maar je moet kijken waar je loopt, anders gebeuren er ongelukken.’
Oké, dus hij was een betweter. Best. ‘Dat zal ik onthouden,’ snauwde ik. Ik wilde langs hem heen lopen, maar hij pakte mijn arm vast. ‘Hé, wacht. Jij bent een van die Syrenies, niet?’
Ik keek hem verschrikt aan en trok me met een ruk los. ‘Ik weet niet waar je het over hebt.’
Hij haalde een hand door zijn bruine haren. ‘Dat weet je wel, zusie.’
‘Noem me niet zo,’ beet ik hem toe.
Hij deed een kleine stap naar achter en stak zijn handen in de lucht. ‘Ik wilde je niet beledigen. Ik heb het gewoon een beetje verkeerd aangepakt. Oe ik het aan had moeten pakken, is dit.’ Hij stak een hand naar me uit. ‘Hé, mijn naam is Taylor. Maar de meeste noemen me Tay.’
‘Nou, gefeliciteerd,’ zei ik sarcastisch. Je gaat je toch niet voor lopen stellen aan een random person die je tegen het lijf loopt?
Hij greep opnieuw mijn arm beet toen ik weg wilde lopen. ‘En nu is het wel zo beleeft om mij te vertellen hoe jij heet.’
‘Loop naar de hel.’
Taylor grijnsde. ‘Liever niet.’
Absoluut een betweter. Mensen die ook op de pier liepen keken ons raar aan, maar liepen wel gewoon door. ‘Laat me gewoon los! Of ik bel de politie!’
‘Waarmee?’ vroeg hij koel.
‘Wat?’
‘Waarmee ga je de politie bellen?’ vroeg hij.
‘Met mijn mobiel.’ Duh!
Taylor hield mijn witte mobiel in de lucht. ‘Bedoel je deze?’
Verbaasd klopte ik met mijn vrije hand op mijn jas- en broekzakken. ‘Hoe in godsnaam…’ Ik was te boos om door te praten. Ik probeerde me opnieuw los te rukken, maar het ging niet zo goed.
‘Taylor.’
Ailey kwam aangelopen, samen met nog een meisje en een jongen. ‘Wat ben je aan het doen?’’
‘Ailey.’ Taylor liet mijn pols niet los, maar keek Ailey en haar vrienden minachtend aan.
‘Laat haar los, Tay,’ zei de jongen.
‘Nu,’ beval het andere meisje.
Taylor pakte mijn pols steviger vast. Een hevige pijnscheut schoot door me heen. Te heet. Mijn pols was te heet.
‘Taylor!’ Ailey schoot naar voren en greep de jongen beet. ‘Stop met deze onzin!’
Taylor liet me los. ‘Bemoei je met je eigen soort, Ail. Sommige dingen gaan je niets aan.’
Ailey deed een stap dichter naar hem toe, tot haar borst tegen de zijne gedrukt stond. ‘Ik kom op voor elke soort die het verdient.’ Ze ging op haar tenen staan zodat ze op gelijke ooghoogte waren. ‘Verdwijn.’
Taylor keek Ailey en haar nog een keer woedend aan en rende toen zo snel hij kon weg.
‘Lafaard,’ snauwde Ailey, vervolgens draaide ze zich naar mij om en pakte mijn pols teder vast. Rare, rode bultjes vormden zich op mijn pols. ‘Hm, daarmee moeten we naar een dokter, vrees ik.’ Ze draaide zich om naar haar twee vrienden. ‘gaan jullie naar huis en vertel pa dat Taylor weer loopt te rotzooien. Gelukkig rotzooide hij niet met een mens, anders zat hij echt in de problemen.’
Ze knikten en liepen rustig weg. Ailey trok me mee. Ik had er zo’n schoon genoeg van dat mensen me geen keuze gaven. ‘H;e, misschien wil ik wel helemaal niet naar een dokter.’
‘Je hebt tweedegraads brandwonden. Misschien wel derdegraads. En jij wilt vrolijk naar huis huppelen?’
‘Nou, nee. Dat was ik eigenlijk sowieso niet van plan.’ Nu klonk is als de betweter.
Ze pakte mij arm. ‘Kom op, de metro is vlakbij. We zijn er zo.’
Ik trok mijn arm los. ‘Moet je geen afspraak maken of zo?’
Ze glimlachte. ‘Geen zorgen. Ik heb alles al geregeld.’
~¤~
‘Je houdt er waarschijnlijk een litteken aan over, maar het is niets gevaarlijks.’ De dokter bond mijn hand in verband en gaf me brandwondenzalf. ‘Elke avond opsmeren. Een dag of drie elke avond het verband verwisselen.’
Ik knikte. ‘Dank u.’
In de wachtkamer zat Ailey. Ze neuriede een liedje en keek me aan alsof ze me al jaren kende. ‘Klaar, prinsesje?’
Ik bromde iets.
Ze sprong elegant op en trok me mee naar buiten. ‘Ik breng je straks naar huis. Maar als je het niet erg vind, ga ik eerst Munro ophalen, hij zeikt al eeuwen dat ik hem mee naar het strand moet nemen.’
‘Wie?’
‘Mijn broertje.’
‘Je… broertje?’
Ze lachte. ‘Ach, ja. Niet echt het beste broertje van de wereld, maar hij kan wel aardig zijn. Als hij slaapt.’
Met de metro gingen we naar de uithoek van Syreni Valley. Het waren grote villa’s, een soort vakantiehuizen voor rijke stinkerds. Ik was hier een paar keer geweest, Kelly woonde in de buurt, maar ik kende de buurt niet goed.
‘Woon je hier?’
Ze schudde haar hoofd. ‘Nee, maar mijn oom wel.’
‘En jullie wonen bij je oom?’ gokte ik.
Ailey knikte. ‘Tijdelijk. Totdat de situatie hier weer wat… genormaliseerd is.’ Ze keek naar de nagel van haar wijsvinger en begon er vervolgens op te kauwen.
‘Ge… wat?’
Ze zuchtte. ‘Je hebt misschien wel door dat ik weet wat je bent.’
Ik knikte aarzelend.
‘En Taylor wist het ook.’
Ik knikte nogmaals.
‘Dat heeft een reden. En die reden heeft niet alleen te maken met wat jij bent, maar ook met jou. Meer zeg ik niet. O, en alsjeblieft, vertel mijn broertje niet wat je bent. Hij gaat flippen.’
‘Flippen?’
Ailey stak haar handen in de lucht. ‘Aah! Zeemeermin! O mijn god! Ik ben nog nooit met een zeemeermin uitgeweest!’
Ik lachte. ‘Stop, alsjeblieft. De mensen kijken.’
‘Mensen kijken altijd,’ zei ze. ‘Ze zien alleen niets.’
~¤~
‘Hé, Ail.’
Een jongen van pak ‘m beet veertien jaar kwam vanuit de keuken gelopen. Hij had bruin haar en groenblauwe ogen. Sproetjes bedekte zijn hele gezicht. Net zoals de chocoladekoek die hij aan het eten was. De chocolade op zijn gezicht zorgde ervoor dat hij er jonger uitzag dan hij was.
‘Hé, Ro. Dit is June, vriendin van me.’
‘Ik wist niet dat je vrienden had,’ merkte Munro op.
‘Ha. Ha. Ha,’ deed Ailey. ‘Ik wilde eigenlijk vragen of je mee naar het strand wilde, maar dat lijkt me nu niet echt van toepassing.’
‘Waarom mag ik opeens niet meer mee naar het strand?’ jammerde Munro theatraal.
‘Omdat je een aso en een arro bent!’
Hij haalde zijn schouders op. ‘Ach, ik ben populairder dan jij.’
Ik kreeg de grijns maar niet van mijn gezicht. Ik was jongens eigenlijk niet zo gewend. Met een familie met alleen vrouwen.
Munro sloeg zijn armen over elkaar en leunde tegen de deurpost aan. ‘Zie je, June vindt me wel aardig. Van haar mag ik vast en zeker wel mee naar het strand. Toch, June?’
‘O, nee. Betrek mij er maar niet bij. Dit moet je uitvechten met je zus, niet met mij.’
‘Ailey?’ Munro veegde de chocolade van zijn gezicht van de mouw van zijn vest. ‘Al mijn vrienden wonen daar. En hier zijn helemaal chicks.’
Ailey rolde met haar ogen. ‘Wat heb jij aan chicks? De enige chick die jij ooit krijgt, is een McChicken.’
‘Ere wie aan ere toekomt, zuster.’ Munro maakte een theatrale buiging. ‘Maar ik mag gewoon mee, anders roep ik oom Liam. En je weet hoe hij is, hij houdt niets van je heel. Nou ja, van je vrijheid, dan.’
‘Ja, ja. Wat jij wilt. Kom je, June? Ik breng je naar huis.’
‘Wat? Je bedoelt dat zij niet meegaat?’ vroeg Munro.
‘Nope,’ zei Ailey. ‘Hup, pak je metrokaart. Voordat ik spijt krijg van mijn vergevingsgezindheid.’
‘Ja ja. Wat jij wilt.’ Munro rende de trap op.
‘En gooi dat vest in de was!’ riep Ailey hem nog na.
~¤~
‘Wat is er mis met je, June?’ vroeg Munro in de metro.
‘Met mijn arm, bedoel je? Ik heb me verbrand.’
Munro schudde zijn hoofd. ‘Nee, ik vroeg me eigenlijk af wat je in godsvredenaam in mijn zus ziet.’
Ailey wierp hem een giftige blik toe. Munro keek haar aan alsof ze het liefst zijn middelvinger naar haar op zou steken, maar bedacht zich toen.
‘Weet je, Munro,’ zei ik. ‘Ik ben niet zo goed bevriend met haar. Ik liep iemand tegen het lijf en daardoor liep ik haar tegen het lijf.’ Wow, dat klonk zo niet logisch.
‘Taylor,’ zei Ailey, alsof Munro een vraag gesteld had.
Munro schrok. ‘Heeft hij je arm verbrand? Die klootzak moet met zijn poten van je afblijven!’
‘Uhum,’ kuchte ik, knikkend naar zijn hand op mijn arm.
‘O.’ Hij trok hem terug en pakte weer de stang van de metro vast. ‘Sorry. Had het even niet door.’
Ailey kreunde en keek overdreven theatraal naar het plafond. Ik was zo’n soort gezinssituatie niet gewend. Bij ons aan tafel ging het alleen maar over de leraren, huiswerk en Noxia’s vele problemen.
‘O, we zijn nu al bij Whitehood Street. We gaan bij de volgende halte eruit.’ Ailey begon een wijsje te fluiten.
‘Oké,’ zei ik.
Munro floot het liedje mee, maar na een tijdje leek hem dat te vervelen en liep een beetje dom de metro door. Toen de metro remde bij de halte, raakte hij uit zijn evenwicht en viel op de schoot van een redelijk dikke vrouw.
‘O, sorry, mevrouw. Had u niet gezien.’ Hij kroop van haar schoot en liep weer naar ons toe. ‘Ik had haar wel gezien. Hoe kun je dat nou missen?’
Ailey duwde Munro de metro uit. ‘Hup, hup. Voordat we opgepakt worden, of zo.’ Ze keek mij aan. ‘Ken je vanaf hier de weg naar huis?’
Ik knikte. ‘Het is best dichtbij. Ik woon aan het strand, weet je.’
‘Wacht… jij woont… aan het strand? Jij bent een Syreni!’ Munro keek me met grote ogen aan.
‘Nou, gefeliciteerd, wil je nu een staande ovatie?’ vroeg Ailey.
‘Ja, graag.’
‘Klier.’
Munro leek niet beledigd te zijn. ‘De beste van mijn soort.’
Ik liep met ze mee naar het strand en nam vervolgens afscheid en liep naar huis.
‘Weet je, ik had eigenlijk gedacht dat je me op zou eten, weet je, omdat ik je grote geheim wist en zo,’ zei Munro nog, maar toen duwde Ailey hem de andere kant op.
‘Ik zie je morgen op school, June,’ zei ze.
~¤~
Ik was de ruzie met mijn moeder alweer helemaal vergeten. Maar toen ik thuis kwam, was het beetje te laat om om te draaien en weg te rennen.
‘Waar was je?’ snauwde mijn moeder.
‘Ik was op het strand, met een vriendin.’
‘Wat is er met je hand gebeurd!’ riep ze.
‘Ik heb me verbrand,’ mompelde ik. ‘Ik ben naar de dokter geweest, er is niets aan de hand.’
‘Luister eens goed naar me, jongedame…’
En daar gaat ‘ie nog een keer. ‘Mam, alsjeblieft.’ Ik kreunde en hing mijn jas aan de haak. ‘Ik ga naar bed.’
‘Het is half zes!’ sputterde mama.
‘Dus?’ vroeg ik, naar boven lopend.
Ik liet me op mijn bed vallen en sloot mijn ogen. Beelden van Taylor, Ailey en haar twee vrienden, van haar broertje Munro… Ze lieten me niet met rust. Ik had het nooit gemist, een familie zonder jongens. Maar nu ik steeds meer jongens leerde kennen, kwam ik er pas achter hoe slecht ik ze kende.
En het maakte me bang.
Hoofdstuk 8
~¤~
Als je iets niet kan verklaren, denk er dan niet teveel over na, want je kunt het toch nie verklaren.
De volgende ochtend om iets voor zes wakker werd, had ik een vreemde spierpij in mijn linkerarm.
Ik wreef erover met mijn in verband gewikkelde hand. Dat herinnerde me eraan dat ik gisteren was vergeten die crème op te smeren. Maar… waar was die crème?
Ik liep naar beneden, op mijn tenen, zodat ik niemand wakker maakte. Het zat in de zak van mijn jack. Ik pakte het eruit en liep naar boven, naar mijn badkamer.
We hadden allemaal een eigen badkamer. Mijn zus’ kamer en badkamer waren allebei op zolder, die van mij naast mijn kamer. Die van mijn ouders was aan de andere kant van de gang.
We hadden allemaal een bad, want onder een douche zouden we niet lang kunnen staan.
Ik haalde het verband er voorzichtig vanaf en staarde naar de wond. Nou ja, naar de wond staren was een beetje onmogelijk.
Er was er namelijk geen.
~¤~
‘Hé, June. Ben je in een beter humeur vandaag?’
Kelly liep naar de bushalte waar ik stond te wachten. Ik wilde haar omhelzen, zoals we elke ochtend deden, maar ze stak haar handen in de lucht. ‘Don’t touch me! Ik heb net nieuwe nagellak opgedaan en die is nog niet droog.’ Ze blies over haar nagels heen, alsof ze daardoor sneller droogde.
Ik rolde met mijn ogen, maar liet mijn armen wel zakken.
Wel kon het niet laten om nog eens naar mijn arm te kijken. Er was nog altijd niets te zien.
Misschien was dat wel een eigenschap van Syrenies? Dat ze snel genazen?
Nee, realiseerde ik me. Toen ik klein was had ik ooit mijn arm gebroken en toen hem ik maanden niet kunnen zwemmen.
‘Wat ben je stil. Wil je een kauwgompje?’ Kelly bood me een felroze bubbelgum aan. Zij was echt zo’n mens dat op elk moment van de dag alles kan eten.
‘Nee, dank je.’
‘Oké,’ zei ze en ze stopte de kauwgom zelf in haar mond.
Precies op dat moment kwam de bus. Ik stapte in en ging ergens achterin zitten, zo ver mogelijk bij de studenten en de mensen op weg naar hun werk vandaan.
‘Kijk, kijk, kijk. Dat is nou nog eens interessant. Hoe gaat het met je arm?’
Taylor stond achterin de bus, terwijl er genoeg vrije plaatsen waren.
Ik keek om naar Kelly, maar die was met de buschauffeur aan het praten. Ik draaide me weer naar hem om. ‘Prima, dank je,’ zei ik, waarna ik mezelf het liefst wilde slaan. Hij had mijn arm verwond en ik ging hem behandelen alsof we oude vrienden waren?
Hij grijnsde. ‘Maak je geen zorgen, zusie. Ik val je niet lastig. Nee, nee. Jij hebt problemen genoeg.’
Ik dacht eerst dat hij Justin bedoelde, maar de dubbelzinnigheid in die zin verwarde me. ‘Wat…’
‘Pff. Rotchauffeur,’ bromde Kelly terwijl ze me een stoel op trok en zelf op de stoel naast me ging zitten. ‘Hij wilde per se weten of mijn buskaartje verlopen was, heel gedoe en uiteindelijk was hij gewoon nog geldig. Dat geloof je toch niet?’
‘Nee, dat geloof ik inderdaad niet,’ zei ik, maar ik had het niet over de buschauffeur. Ik had het over het feit dat Taylor opeens verdwenen was.
~¤~
Blijkbaar was ik sinds gisteren dikke maatjes met Ailey.
In elk geval omhelsde ze me en kwam naast me zitten in de kantine. Toch vertelde ze niemand van onze ontmoeting gisteren.
‘Dus, sinds wanneer zijn jullie vriendjes geworden?’ vroeg Kyle aan ons.
Ik keek Ailey aan. ‘Nou ja, sinds...’
‘Hé.’
Munro pakte een stoel van de tafel naast de onze en schoof die tussen Kelly en mijn stoel. ‘Mag ik hier zitten?’
Ailey kreunde. ‘O. Bah. Munro. Hoepel alsjeblieft op.’
‘Wie is dat?’ vroeg Will.
Ik antwoorde: ‘Haar broertje Munro.’
Iedereen keek van Munro naar Ailey en van Ailey naar Munro. Vervolgens knikte Kelly. ‘Jep. Jullie lijken op elkaar.’
Munro en Ailey kreunden allebei.
‘Ik lijk in niets op hem,’ jammer Ailey.
‘En niemand wil op haar lijken,’ zei Munro geïrriteerd.
‘Hij heet Munro, zei je? Als in Ian Munro?’ vroeg Justin, waarna iedereen – ook Munro – hem aankeek alsof hij gek was. ‘Je weet wel,’ stamelde hij. ‘Die componist.’
‘O, dus je luistert klassiek?’ vroeg Kelly, waarna ze keek alsof ze dacht ‘oké, dat staat genoteerd op mijn lijstje van dingen die ik niet aan je mag’.
Ikzelf vond het wel iets hebben. De stoere, populaire jongen die graag naar klassiek luisterde. Net een sprookje. Of een film.
‘Nou, nee. Maar mijn moeder heeft een pianoboek van hem.’
En daar spatte het sprookje uit elkaar.
‘Even weer terug naar mij,’ zei Kelly, alsof we het net nog over haar hadden. ‘Als we zondag gaan waterskiën, wat moet ik dan meenemen?’
Will telde op zijn vingers mee. ‘Euhm, je bikini, een wetsuite, als je dat hebt. Je kunt er daar ook een huren. Zonnebrand kan handig zijn, slippers, waterschoenen als je die hebt. Ene… vergeet ik iets?’
Simon dacht even na. ‘Hm. Leuke kleding kan ook leuk zijn. Als we nog naar het feest gaan.’
‘Feest?’ vroeg Ailey geïnteresseerd.
Isabel knikte. ‘Heb ik van gehoord. Dat strandfeest van de waterskibaan, omdat hun baas vijftig word, toch?’
Will knikte. ‘En alle vaste leden zijn uitgenodigd. Maar ik heb ons allemaal op de lijst weten te kregen.’
Ik verslikte me in mijn broodje op hetzelfde moment dat Delia begon te hoesten. Zij had zich waarschijnlijk verslikt in haar drinken.
‘Ons allemaal?’ hoestte ze uiteindelijk.
Will knikte. ‘Voor de zekerheid. Het zou lullig zijn als jullie straks thuis zitten omdat ik niet aan jullie gedacht had.’
‘Maar… we zijn dan bij oma.’
‘O, maar dat is toch helemaal geen probleem,’ zei Trixie die aan kwam lopen met een gemeen glimlachje op haar gezicht. ‘Dat tripje naar oma was toch afgezegd?’
Ze had overduidelijk af zitten luisteren. Bitch. ‘O ja. Maar ik weet niet of ik zo’n zin heb…’
‘June! Dat doe je me niet aan! Je gaat gewoon mee!’ zei Kelly.
‘Maar, Kel…’
‘Nee! Geen tegenspraak! Je gaat mee. Al moet ik je erheen dragen.’ Ze sloeg haar armen over elkaar, alsof ze zei ‘einde discussie’.
‘Oké, dan ga ik ook wel mee,’ zei Delia, die me bij wilde staan. ‘Maar ik ga echt niet waterskiën. Ik kijk bij dat gedeelte van de avond wel toe.’
‘Ik ook,’ zei ik gelijk.
Trixie lachte. ‘Bange kipjes,’ zei ze, waarna ze samen met haar (en mijn) nichten wegliep.
~¤~
‘Waarom stemde je zo gemakkelijk in?’ vroeg ik aan Delia.
Ik, Senna en Delia liepen door ons minidorpje van moordenaars.
‘Ik heb er goed over nagedacht, geloof me. Tijdens de disco is het allang donker. Als we al nat worden, zal het niemand opvallen.’
‘En als we nat worden tijdens het waterskiën? Dat we niet gaan waterskiën, betekent niet dat de spetters ons niet bereiken.’
Ze beet op haar lip. ‘Eh, daar heb ik niet echt over nagedacht.’
Senna, die in het midden liep, pakte onze armen beet. ‘Guys! Mensen zijn dom. Als jullie al nat worden, wat ik betwijfel, dan knipperen degene die het zien een paar keer met hun ogen en gaan er vervolgens vanuit dat ze het verbeeld hebben.’
Ik wilde haar graag geloven, maar ik kende helaas wel iemand die niet zou denken dat hij het zich verbeeld had. Iemand die vandaag was uitgenodigd om mee te gaan.
‘Het is wel een domper dat Justin Reijers meegaat. Weet hij het nou?’ vroeg Senna.
Ik slikte. ‘Eh, ja. Ik kon het toch moeilijk ontkennen. Hij was erg vastbesloten over wat hij gezien had.’
‘Oei,’ zei Senna.
Delia keek me alleen maar aan.
Ik slikte en probeerde iets te bedenken om te zorgen dat ze me niet zo aankeken. Ik wist niets. ‘Wat?’ zei ik toen maar.
‘En hij gaat nog steeds met je om? Zelfs nadat je zijn twee beste vrienden vermoord hebt?’
‘Ik heb niet… hij weet niet… ik… O, stik. Hij weet niet dat ik een Syreni ben.’
Nu had ik pas echt hun aandacht. ‘Waarom niet?’ vroegen ze in koor.
‘Weet ik veel! Hij denkt dat ik een of andere Syreni-slaaf ben, of zo.’ Ik zuchtte. ‘Het is beter zo.’
‘Hé, mafkees,’ zei Doris, die vreemd genoeg alleen was. ‘Raad eens? Ik heb morgen een date. En raad eens met wie.’
Niet Justin. Zeg alsjeblieft niet Justin.
‘Met Kyle.’
Dat was even erg. Wat zou ze van Kyle willen? Sterker nog… wat zou ze met Kyle gaan doen? ‘Hoezo?’
Doris trok een onschuldig gezicht. ‘Gewoon. Omdat ik hem leuk vind.’
Senna zette een stap naar voren en keek hem verderfelijk aan. ‘Maak dat de kat wijs. Wat is de echte reden?’
Doris glimlachte, maar het was een vreemde glimlach. Een geforceerde glimlach. ‘Dag, dag, nichtjes van me.’ Ze duwde Senna opzij en liep lachend weg.
Het leek alsof er een ijsklontje over mijn rug gleed.
‘June? June?’ Delia duwde tegen mijn schouder.
‘Aarde aan June,’ zei Senna, terwijl ze in haar vingers knipte, alsof ze de waas waarin ik verkeerde zo kon verbreken.
‘K… Kyle,’ wist ik uiteindelijk uit te stoten. Ze willen iets van hem. Maar wat?
Ik slikte toen ik besefte wat. Ze wilde helemaal niets van Kyle. Het was niet Kyle die ze strafte.
Ze strafte mij.
~¤~
En daar ging mijn zaterdagmiddag.
Ik vertrouwde Doris voor geen meter, en Trixie al helemaal niet, maar alles wat Trixie tegen me zei was: ‘ach, June. Wees blij dat we jouw droomprins met rust laten.’
Er was dus nog maar één ding dat ik kon doen. Kelly en Isabel bellen. Zij waren de enige met mannenervaring. En die genoeg om Kyle gaven om moeite voor hem te doen. Delia wilde natuurlijk ook mee, maar dat zou verdacht worden. Delia hoorde niet echt bij ons schoolgroepje van drie. Het was Kelly, Isabel en ik, Kyle, Simon en Will. En Delia die een beetje met iedereen omging. Ik wist nog niet precies hoe Justin en Ailey in dit plaatje paste. En aan Munro wilde ik niet eens denken.
Kelly wilde gelijk helpen (zo graag dat ik me afvroeg of ze het alleen deed omdat ik het haar vroeg). Isabel was iets minder gewillig. ‘Ik vind dat Kyle zelf mag kiezen met welke trut hij date,’ had ze gezegd. ‘Maar aangezien ik Doris zo’n toffe gast als Kyle niet gun, ga ik mee. En laat me raden, Kelly gaat reden ook mee?’
En dus waren wij drie stalkers die Doris vanaf het moment dat ze haar huis verliet volgden. Kelly was de enige van ons drieën die er echt plezier in leek te hebben (‘ze gaat de kledingwinkel in, snel, verstop je tussen een van de kledingrekken’). Ik en Isabel waren iets minder enthousiast.
En natuurlijk volde we haar pas toen ze het ‘dorp’ verliet. Ik was niet gek. Kelly was een keer bij mijn nephuis geweest, maar ik denk niet dat ze me geloofde als ik zou zeggen dat de hele familie in dat ene huisje woonde.
Het stalken (want dat was toch echt wat we aan het doen waren) verliep zonder problemen, totdat Doris twee wel heel bekende jongens tegen het lijf liep.
Kyle en Justin.
Wat voor ziek spelletje speelden ze met me?
‘Hé, Justin. Wat doe jij hier?’ vroeg Doris verbaasd, maar dat kon ook gespeeld zijn.
‘Ik wilde eigenlijk vragen of jij weet waar June is. Ik wil haar even spreken.’
Klinkt het gek als ik zeg dat mijn hart fladderde toen hij dat zei? En klinkt het nog gekker als ik zeg dat ik het liefst achter het reclamebord waar we ons verstopt hadden vandaan was gesprongen en ‘hier ben ik!’ had geroepen?
Kelly, die waarschijnlijk gokte waar ik aan dacht, pakte mijn arm en zei zacht: ‘waag het niet om onze schuilplaats bekend te maken.’
‘June?’ zei Doris. ‘Die zit samen met haar vriendinnen achter dat reclameboord. Als ik me niet vergis volgen ze me al de hele dag.’
Oeps. Vergeten dat Doris een van de Syrenies was die dingen van haar zeemeerminnengedaante mee kon nemen naar haar mensengedaante.
Isabel zuchtte. ‘Game over, girls.’ Ze pakte duwde ons achter het reclamebord vandaan en liep er zelf ook bij. ‘Het was hun idee. Ik ging mee omdat ik geen slechte vriendin ben.’
Doris snoof. ‘Leuk jurkje, Isa.’
Isabel trok haar neus op, maar gaf geen antwoord.
‘Hé, Kelly,’ zei Kyle grijnzend. Hij vond deze stralkeractie van ons kennelijk heel erg vleiend.
‘Hé, player,’ was haar reactie.
Justin glimlachte vriendelijk naar me. ‘Hé, June. Ik was naar je op zoek, weet je.’
‘Ja, dat hoorde ik.’ Hoe stalkerig klonk dat? ‘Waarom zocht je me?’
‘Nou, eigenlijk wilde ik je mee uitvragen,’ zei hij knipogend.
Wat?
Ik staarde hem niet-begrijpend aan. Wat was het nut van deze act. Want dit was overduidelijk een act.
‘Als je wilt, natuurlijk. Een dubbel date. Met Kyle… en Doris.’ De toon in zijn stem liet merken dat hij me iets duidelijk probeerde te maken. Alleen wist ik niet wat.
Kelly bemoeide zich ermee. Goh, wat een verassing. ‘Maar natúúrlijk gaat ze mee. Toch, June?’
Ik keek naar haar en vervolgens naar Isabel met mijn beste ‘help me’ – blik.
Isabel negeerde me. ‘Ja, dan gaan ik en Kelly wel… iets anders doen,’ zei ze.
‘Verrader,’ gromde ik, zo zacht dat alleen Kelly en Isabel (en Doris waarschijnlijk ook, met haar Syreni-oren) het konden horen.
‘Super,’ zei Justin opgewekt.
‘Nou, dan gaan ik en Isa maar. Laten jullie alleen. Met zijn vieren.’ Kelly liep langzaam naar achteren, maar draaide zich niet om. Ze keek me aan met een ‘ik houd je in de gaten’ – blik. Van haar zou ik voorlopig nog niet af zijn.
Gelukkig maar.
Hoofdstuk 9
~¤~
Het vergaan van de wereld kun je voorkomen door het zo lang mogelijk te ontkennen.
Hoe breng je de ergste dag van je leven door?
Dat is heel erg gemakkelijk. Zet Doris op het lijstje van vrienden waarmee je de dag doorbrengt en je hebt wederom de ergste dag van je leven.
‘Waar aan we eigenlijk heen?’ vroeg ik terwijl we over de boulevard liepen.
Doris lachte. ‘Naar het strand, natuurlijk.’
‘Wat?’ vroeg ik versteld.
Dus dit was het plan? De jongens in het water lokken en ze vervolgens… ik kon er niet eens aan denken.
Justin werd opeens ook argwanend. ‘Kunnen we niet beter iets anders gaan doen?’ vroeg hij.
En opeens was me duidelijk wat hij aan het doen was. Hij maakte zich zorgen om Kyle. En omdat ik beter wist hoe de Syrenies te werk gingen, hield hij mij erbij. Omdat hij me vertrouwde.
De dombo.
‘Waarom? IJsjes aan het strand. Geen betere eerste date.’
‘Maar je wilt toch niet dat het je laatste date word?’ zei Justin.
Ik gaf hem een por in zijn ribben, maar die negeerde hij. Dat verbaasde me, ik dacht dat ik harder kon slaan.
‘Ach, Justin,’ zei Kyle. ‘Dat het leven van sommige erg abrupt eindigt betekent niet dat we de momenten die we hebben uiterst voorzichtig door moeten brengen. En daarbij; wat is er gevaarlijk aan een strand?’
Justin zei niets, meer klemde zijn kaken stevig op elkaar. Hij was het er overduidelijk niet mee eens.
Ik daarentegen vond dat hij gelijk had. Ja, er was een kans dat we opeens dood waren. Een bus, een scooter, een ongeluk. Het zou zo gemakkelijk zijn. Maar dat betekende toch niet dat je de momenten die je leeft moet verspillen aan zorgen?
Kyle had een punt, maar in deze situatie had hij het toch echt mis. Want de dood die hij bedoelde, zag je niet aankomen, was onvermijdelijk.
En hier liep hij gewoon met open ogen in.
Ik keek Doris even aan, maar haar blik verraadde niets. Ze glimlachte licht voor zich uit, alsof ze aan iets fijns dacht en even voelde ik een steek van jaloezie. Ik wist niet eens waarom. Misschien omdat zij kon lachen en ik daar momenteel geen enkele reden toe had.
~¤~
Ik snapte er niets van.
We liepen over het strand, aten ijsjes, maar er gebeurde niets. Geen aanval, geen hatelijke opmerking. Niet eens een vraag die over mij ging. Kyle en Doris leen wel echt een stelletje. Maar dat kon niet, toch? Nee, dat zou raar zijn. Onmogelijk zijn.
Ik zag aan Justin dat hij ook niet wist wat hij er mee aan moest.
Om vijf uur veranderde Doris’ stemming opeens. ‘Kun je me naar huis brengen? Ik voel me niet zo lekker.’
Kyle dacht even na en knikte toen. ‘Tuurlijk.’
‘Wij lopen ook mee,’ zei ik.
Justin keek me even aan met een wazige blik in zijn ogen en knikte toen, alsof hij het begreep.
We liepen met zijn vieren, Kyle en Doris voorop en wij erachteraan. Toen we bijna bij de hekken waren, stopte Doris plots.
Ze draaide zich naar ons toe. ‘Hij weet ervan, nietwaar?’ vroeg ze, wijzend naar Justin.
‘Wat bedoel je?’ vroeg ik, al wist ik natuurlijk waar ze het over had.
‘Dat zie ik dan maar even als een ‘ja’.’
Ik was net te laat.
Ze veranderde haar hand en sloeg Kyle bewusteloos. Vervolgens verschenen Trixie en Sharaï en trokken ze hem het water in. Doris zwaaide naar me en dook achter ze aan.
En ton begreep ik het. Ik begreep alles.
Als ik achter ze aan zou duiken om Kyle te redden, zou Justin weten wat ik was. Zou ik dat niet doen, dan was mijn geheim veilig, maar ging het ten koste van Kyle.
En Kyle was meer waard dan mijn geheim.
Ik draaide me naar Justin toe.
‘Hebben… ze… nou… net…’
Ik zie niets, maar trok mijn vest uit en duwde het in zijn handen en schopte mijn schoenen uit.
Dat leek hem wakker te schudden. ‘Wat ga je doen? Je gaat ze toch niet achterna?’
Ik negeerde hem, liep naar de oever en maakte me klaar om te springen.
Hij pakte me bij mijn armen. ‘Ben je gek geworden? Ze… ze vermoorden je! Als je ze al kunt vinden, wat me onwaarschijnlijk lijkt.’
‘Ik ben een van de snelste. Ik heb ooit van Trixie gewonnen bij een wedstrijdje,’ zei ik.
‘Wat bedoel je?’
Ik zei niets, maar liet het langzaam tot hem doordringen terwijl ik me lostrok.
Voordat ik het water in dook, wierp ik nog een blik op Justin. De manier waarop hij naar me keek… Het voelde alsof ik dood ging vanbinnen. Tranen welde op in mijn ogen, maakte onmogelijk om te zien waar ik heen dook, maar toch dook ik het water in en zwom zo snel ik kon weg van de kust.
Ik probeerde niet aan Justin te denken, maar liet mijn jachtinstincten te werk gaan. Ik vind Syrenies op, maar dat zouden ook de jagers van vandaag kunnen zijn, dus stemde ik me op Kyle af.
Ik zwom en zwom, maar vond geen sporen van hem in het water. Dat betekende… dat hij uit het water was.
Kom naar het eiland, June. Trixie klonk erg tevreden met zichzelf.
Het eiland was een klein eilandje (wauw, wat een verassing) buiten het strand. Zeilers zeilden er wel eens heen.
Ik zwom naar het eilandje, maar kwam niet aan land. Als Syreni kon ik mezelf beter verdedigen.
Trixie stond aan wal met een babyroze jurkje waarin ze er schattig en tegelijk sletterig uitzag. ‘Wil je dit, June?’ Ze schopte Kyle naar me toe. Zijn wang was opengehaald door de steentjes die op de grond lagen.
Ik keek haar sprakeloos aan. Dit plande je vanaf het begin. Je was nooit van plan om hen te vermoorden.
‘Natuurlijk niet, gekkie. Ik ga je vrienden niet vermoorden.’ Ze liet me haar Syreni-tanden zien. ‘Nog niet.’
Ik huiverde en trok Kyle mee het water in. Op een dag zul je voor al je daden gestraft worden, Trixie.
Ze lachte en ik hoorde haar nog zeggen: ‘En jij niet, wil je zeggen? Want volgens mij word je momenteel al gestraft.’
~¤~
Om zes uur precies was ik thuis, met Kyle nog op mijn rug. Ik zwom naar de andere kant van het hek en legde hem daar neer.
Vervolgens dook ik het water weer in en zwom naar huis.
Noxia stond op het strand op me te wachten. ‘Gaat het?’ vroeg ze.
Ik sleepte mezelf het strand op. Tot mijn grote verbazing deed mijn verandering overal pijn. ‘Nee,’ zei ik.
Ik beet op mijn lip om het niet uit te schreeuwen van de pijn of te gaan huilen. Toen mijn Syreni-gedaante weer was verdwenen had ik de indruk dat mijn benen lichter waren geworden. Ze prikte, jeukte.
Noxia hielp me weer overeind. ‘Ik zou je omkleden als ik jou was.’
Mijn kleren hingen als natte vodden over me heen en ik stond te trillen op mijn benen. ‘Goed idee,’ mompelde ik zacht. Ik zette een stap naar voren en zakte op de grond. Gewoon door mijn benen heen gezakt.
Dit gebeurde nooit. Je kon het lopen inderdaad verleren als je te lang een Syreni was, maar ik was het nog geen uur geweest.
Noxia dacht kennelijk dat ik bijna flauwviel en tilde me op. ‘Net alsof je weer vijf bent en ik je van het water naar huis moet dragen.’
‘Ha ha.’
‘Dat was niet bedoeld als grapje, June. Zo’n toeval als jij nu hebt krijg je normaal gesproken pas als je negentig bent.’
‘Ik ben gewoon moe.’
‘Sure. Dat is het probleem. Je bent zo blind, June. En dat wordt op een keer je dood, ik zweer het je.’ Ze droeg me ons huis in, de trap op en legde me in haar bed.
‘Ik ben helemaal nat,’ klaagde ik.
‘En mijn bed stinkt naar de rozenwolkjes-gedoe van Trixie, dus heel veel erger word het toch niet.’
Wat? Trixie’s deo?
Ik wilde haar er eigenlijk naar vragen, maar ze keek me aan alsof ze zei ‘geen woord of ik vermoord je’.
Ik zei geen woord, maar viel voordat ik er erg in had in haar naar Axe ruikende dekens in slaap.
~¤~
Toen ik wakker werd, waren de dekens verwisseld en had ik mijn witte nachtjapon aan. Ik rekte me uit en stapte uit het bed, waarna ik naar beneden liep.
‘Dubbele dosis vandaag. Oké?’
De vader van Doris stond in de hal met mijn moeder te praten.
‘Natuurlijk. Dat is toch niet gevaarlijk, hè?’ vroeg mijn moeder.
‘Dat moet je aan de baas vragen,’ zei hij en toen was hij weg.
Mijn moeder liet zich op de grond zakken en staarde naar het doosje dat de vader van Doris haar gegeven had.
Ik liep helemaal van de trap af en knielde bij haar neer. ‘Gaat alles goed, mam? Wat is dat?’
Mam keek op, stond op en zuchtte. ‘Het gaat niet zo goed met me, kind. Vandaar deze… medicijnen.’
‘O.’
‘En… waar was jij vandaag?’
Ik haalde mijn schouders op. ‘Gewoon. Met vriendinnen op de boulevard.’
Mijn moede knikte en glimlachte vaag. ‘Noxia vertelde dat je moe was. Heb je al gegeten?’
Ik schudde mijn hoofd. ‘Maar ik heb geen honger. Ik denk dat ik weer naar bed ga.’
Mam knikte nogmaals. ‘Misschien is dat het beste, ja. Aangezien het morgenavond nog laat word.’
‘Morgenavond?’ vroeg ik. Hoe wist zij van dat feest?
‘Ja. Kelly belde. Jullie spreken om acht uur bij de waterskibaan af. Eigenlijk was het drie uur, maar het waterskiën gaat niet door.’
Gelukkig. ‘O, dat is fijn. Hoef ik me daar geen zorgen meer over te maken.’ Ik liep weer naar de trap.
‘June?’
Halverwege de trap draaide ik me om. ‘Hm?’
Mijn moeder keek me bezorgd aan, maar die blik stopte ze weg naarmate ik langer keek. ‘Niets. Welterusten.’
‘Welterusten,’ zei ik terwijl ik de trap opliep. Toen ik in mijn eigen bed lag, bleven de woorden van Trixie zich in mijn hoofd herhalen.
Volgens mij word je momenteel al gestraft.
Hoofdstuk 10
~¤~
Pas als alles mis gaat weet je wie je vrienden zijn.
Je zou denken dat je als je in de middag slaapt ’s ochtends vroeg wakker word.
Maar nee, hoor.
Om half twee maakte mijn moeder me wakker, smeet me zowat het bed uit. Maar minder ruw dan normaal. Ze onderzocht mee, leek het.
Het voelde ook alsof ik onderzocht moest worden. Mijn benen en armen deden pijn en ik zweette overal. Maar dat kon ook komen doordat mijn kamer snikheet was.
Mijn moeder bakte een eitje voor me, erg ongebruikelijk, want meestal deed papa dat. Kennelijk was hij nog steeds weg. En kennelijk wilde mama nog steeds niet vertellen waar hij was.
‘Waar is pap?’ vroeg ik aan haar.
‘Heb je nog huiswerk?’
‘Mam!’
Noxia kwam naar beneden met een klein glimlach op haar gezicht en haar haren in een grote klit op haar hoofd. ‘Wat is het toch heerlijk om wakker te worden door de zoete stem van je lieftallige zusje,’ zei ze.
‘Waar is pap?’ herhaalde ik, Noxia negerend.
‘Hier is je ei.’ Mam gaf me een broodje met ham-kaasomelet.
Ik kreunde, maar wist dat ik dit spelletje niet zou winnen. ‘Oké, oké. Ik hou al op. Maar ooit kom ik het te weten, let op mijn worden.’
‘Ja,’ zei Noxia, terwijl ze een appel uit de fruitschaal pakte. ‘De engelen in de hemel zullen je het je vast vertellen.’
‘Ha. Ha. Ha,’ deed ik terwijl ik een stukje brood met ei op mijn vork prikte.
~¤~
‘Senna!’
Ik gooide het jurkje naar haar hoofd.
‘Wat? Het is een mooi jurkje.’
‘Ja, voor Trixie!’
Senna grijnsde. ‘Dat is dan ook precies waar ik hem vandaan heb.’
‘Wat? Heb je dit jurkje van Trixie gestolen?’ vroeg ik geschokt.
Senna keek me met grote ogen aan. ‘Natuurlijk niet. Dat was maar een grapje. Kom op, trek die jurk nou aan!’
‘Ik ga nog liever dood.’
Delia lachte en pakte het jurkje van de grond. ‘O, kom op! Hij gaat je geweldig staan! Justin zal hem vast mooi vinden.’
Ik verstijfde. Mijn botten veranderden in ijs en het voelde alsof ik door de grond zakte.
‘June? Alive?’
‘Justin,’ zei ik bijna geluidloos. Vanavond zou ik Justin weer zien.
Ik liet om op mijn bed vallen en sloot mijn ogen. ‘Ik en Justin… gaat niet gebeuren.’
‘Waarom niet?’
‘Hij weet het.’
‘Hij weet wat?’
‘Hij weet wat ik ben.’
Delia en Senna lieten zich naast me op bed zakken. ‘Ah, maak je geen zorgen,’ zei Senna. ‘In dit jurkje vergeet hij dat zo!’
‘Slechte timing, Sen,’ mompelde Delia. Ze stond op. ‘We laten je wel even met rust. Je hebt vast veel… uit te zoeken.’
‘Nee, ga niet weg. Ik heb jullie nodig.’ Ik ging rechtop zitten. ‘Ik trek die jurk wel aan, als jullie daar gelukkig van worden.’
Senna sprong op. ‘Jeej!’ zei ze, in haar handen klappend.
~¤~
Het stond me niet heel slecht.
Het was een zwart jurkje met glitters als sterren erop. De rok was wijd en de V-hals was diep, zonder al teveel te laten zien.
Ach, wie hield ik voor de gek? Het stond me belachelijk.
‘Hm. Niet slecht,’ zei Delia.
‘Geweldig!’ zei Senna.
‘Afschuwelijk,’ zei ik.
‘Nee, joh. Hij is mooi. Je moet hem aandoen.’ Delia keek me recht aan terwijl ze dat zei.
‘Ik heb altijd gelijk,’ zei Senna, alsof we net hadden gezegd dat ze nooit gelijk had.
‘June! Het is bijna tijd! Wil je naar dat feest lopen?’ riep Noxia vanaf beneden.
Ik ademde diep in, wist dat ik helemaal geen tijd meer had om me om te kleden. ‘Jullie blijven bij me, toch?’
‘Natuurlijk, lieverd,’ zei Senna mierzoet.
We liepen met z’n drieën naar beneden, waar Noxia op ons stond te wachten. Ook al ging ze niet naar het feest, ze was gekleed in een strak, rood jurkje die haar enorm afslankte. Ik was soms zo jaloers op haar stoere imago.
‘Hè, hè. Daar zijn ze eindelijk. De treuzelmeiden.’ Ze pakte de autosleutels en liep naar buiten.
‘Kom op, meiden. We zijn jong. We gaan plezier maken,’ zei Delia.
‘Ja. Plezier. Joepie,’ zei ik sarcastisch.
Delia lachte. ‘Ach, sweetheart. Je denkt overal veel te veel bij na. Doe wat ik doe en denk gewoon niet in het weekend. Zet je hersens eens voor één keer op stand-by.’
‘Wie niet nadenkt, maakt fouten,’ mompelde ik, zo zacht dat ik niet zeker wist of ze me kon horen.
~¤~
‘June!’
Kelly rende naar me toe en omhelsde me en keek vervolgens op haar mobiel naar de tijd. ‘Kwart over de bult heeft net gespult. Jij bent niet heel erg veel te laat!’ Ze lachte. ‘Wow. Hoe raar klonk dat? O! Hé, Delia! Wie ben jij?’
Gek genoeg, vroeg ze dat aan Delia, maar Senna gaf antwoord. ‘Ik heet Senna,’ zei ze en ze glimlachte. ‘En jij bent zeker Kelly?’
‘Jepperdepep,’ zei Kelly met dubbele tong. ‘O mijn god! Ik zie een zilveren Volvo! Kom op, June, we moeten Edward Cullen tegenhouden, straks is hij weg!’
Ik pakte Kelly bij haar arm. ‘Kel, hoeveel heb je al gedronken?’
‘Niet zoveel. Een glaasje of. Vier, vijf. Misschien zes. Niet meer dan zeven.’ Ze lachte. ‘Kijk jouw gezicht! Jij keek echt alsof je WTF ging zeggen, maar je deed het niet en… O! Is dat die jongen die we hebben lopen stalken gisteren?’ Kelly zwaaide richting de boulevard. ‘Justin!’
Justin kwam onze kant opgelopen. ‘Hé, Kelly. Hé, Delia.’ Hij keek Senna verward aan. ‘En jij bent...?’
‘Senna,’ zei Senna nogmaals. ‘Vriendin van Delia en June.’
Justin knikte. ‘Ja, Delia is een aardig meisje. Een erg aardig meisje.’
Die stak. Om meerdere reden. Omdat hij mij totaal negeerde. Omdat hij deed alsof hij Delia leuk vond. Omdat het misschien zo was dat hij haar echt leuk vond.
Kelly doorbrak de gespannen sfeer die er opeens hing. ‘Hé, Justin Timberlake. Mag ik je handtekening? En heb je Edward Cullen gezien? Hij reed net voorbij!’ Ze lachte nogmaals. ‘Man, wat voel ik me dizzy. Jullie moeten ook iets te drinken halen!’ Ze begonnen luid ‘I believe I can fly’ te zingen, door de luide bas van de disco heen. Ze danste weg, de menigte in en ik was haar binnen drie seconden kwijt.
Justin liep gewoon weg, zonder een woord tegen me te zeggen.
Delia pakte me bij mijn schouder. ‘Plezier maken,’ riep ze in mijn oor.
‘Ik ga mijn best doen,’ riep ik terug.
Ik, Senna en Delia liepen een beetje tussen de dansende mensen door. Tot mijn verbazing lukte het ons om Will, Simon en Isabel te vinden.
‘Hebben jullie Kelly al gezien?’ zei Will. ‘Die is knetterdronken! Het is echt grappig.’
Simon dronk een glas bier in één teug leeg. ‘Ach, joh. Da’s niet dronken. Ze moeten niet denken dat dronken Kelly is.’
Isabel lachte. ‘Zodra hij hier aankwam pakte hij een biertje en is hij niet meer gestopt. Ik vrees dat hij nog voor middernacht over moet geven.’
Ik, Isabel, Will, Simon, Delia en Senna danste een tijdje, totdat ze een slowlied opzette. Toen gingen we met zijn allen aan de bar zitten.
‘Wat wil je drinken, June?’ vroeg Will.
‘Een cola.’
‘Geen mix?’ vroeg Will.
‘Nee, gewoon cola.’
Kelly kwam naar ons toe gehuppeld. ‘Hé, guys. Weten jullie waar Johnny Depp is? Simon beweerd dat hij hem gezien heeft, maar ik geloof ‘m niet. O mijn god, June. Je ziet er weer eens uit als een echte lady.’ Ze lachte. ‘Anyway, ik ga weer op zoek naar Kyle, want ik moet hem zeggen dat ik Edward Cullen gezien heb.’
Ze rende er weer vandoor, maar dit keer trok ze Isabel mee.
‘En weer eentje minder. Ik zweer je dat Isa ook dronken is aan het eind van de disco,’ zei Will.
‘Isabel kan erg duidelijk zin in wat ze wel en niet wil, vergis je daar niet in,’ zei Delia.
Simon, die opeens naast Will aan de bar zat, lachte. ‘Geloof me, dat weet Will wel. Isabel heeft hem ingedeeld in de categorie ‘wat ze niet wil’. Ze kijkt een gegeven paard wel in de bek, hè?’
‘Wil je dansen?’
Ik keek op van de bar en zag Taylor. Hij had nog steeds zijn haar in hetzelfde model en nog steeds dezelfde kleding aan.
‘Ja, graag. Maar niet met jou.’ Wat dacht hij wel niet? Eerste mijn arm afbranden en vervolgens komen flirten? Ja, doei.
Hij pakte mijn pols stevig vast. ‘Nu.’
Ik slikte, maar deed wat hij zei. Kennelijk was het serieus. ‘Eh, jongens? Ik ga even dansen.’
‘Oké,’ zei Delia, die volgens mij de enige was die het gehoord had.
Het slowlied was nog steeds bezig, dus Taylor pakte mijn hand en legde de ander om mijn middel.
‘En,’ zei hij grijnzend. ‘Hoe gaat het met je arm?’
‘Goed,’ mompelde ik. ‘Maar het had beter gekund. Vanwaar dit?’ vroeg ik, gebarend naar onze handen.
‘Ik wil gewoon met je dansen. Niets anders.’
‘Je kent me niet eens.’
Hij trok een wenkbrauw op en ik moest toegeven, dat was sexy. ‘O nee? Je heet June, je bent zestien en je hebt een zus, Noxia. Je vader is sinds een dag of drie verdwenen.’
‘Hoe weet jij…’
Hij duwde me naar achter, richting het strand, richting het water. ‘En je kunt bijzonder slecht tegen water.’ Hij duwde me op de grond, het water in.
‘Wat doe…’
Ik begon te veranderen. Pijn schoot door mijn botten, ook al hoorde dat niet. Ik trilde, had meer water nodig, ging dieper het water in. Mijn staart verscheen, mijn benen verdwenen, maar ik besefte dat ik dat helemaal niet wilde. Ik trok mezelf het strand op, maar opeens vervaagde mijn beeld, alsof de tv langzaam uitging.
Ik zag Taylor nog net wegrennen en iemand schoot achter hem aan. Was dat Ailey?
Alles was wazig. De pijn was rood voor mijn ogen en ik spartelde, op zoek naar water, op zoek naar land, maar ik vond niets.
Ik keek om me heen en zag Ailey. Ailey, Senna, Delia. Ik wist wat Senna en Delia dachten. Dit leek verdacht veel op doodgaan.
Als Syrenies ouder worden, gaat hun verandering steeds langzamer en pijnlijker, tot ze op een gegeven moment niet meer terugveranderen en uitdrogen of verdrinken. Ik had een staart, had klauwen, had alles om een Syreni te zijn. Had alles om te kunnen overleven.
Ik had alleen geen water.
Ik droogde uit.
Ik schreeuwde, zag opeens niets meer.
En toen was er opeens water.
Maar het voelde eerder als doodgaan dan als een bevrijding. Het drukte op me, maakte het onmogelijk om adem te halen.
‘Ik heb nog nooit in mijn hele leven iemand vermoord,’ zei ik tot mijn eigen verbazing. Het was zo, maar het was nog nooit zo tot me doorgedrongen. Alsof ik een vraag beantwoorde die ik niet gehoord had.
Maar het was wel waar. Ik had nog nooit iemand gedood. Misschien kwam ik goed terecht. Misschien was ik niet zo slecht als ik dacht dat ik was.
‘June? Hoor je me? Blijf wakker, oké? Gewoon ademhalen. In- en uitademen. Alsjeblieft, June. O, god. Het spijt me zo.’
Wie was het? Ik herkende de stem, maar kon er geen naam geven. Was het een jongen, een meisje? Een Syreni, een mens?
‘Adem, June! Adem! Blijf wakker.’
Ik.
Ademde.
Ik.
Ik leefde.
Ik. Was. Wakker.
‘Ik heb hem gered,’ zei ik met mijn laatste krachten. Ik wist niet of ik het hardop zei. Misschien was het wel een Syreni-boodschap die ik stuurde. Ik wist het niet. Het leek niet belangrijk. ‘Kyle. Hij. Ligt. Strand. Mijn. Huis. Haal. Hulp.’
Ik verdronk, droogde uit, werd vermoord, opengesneden, verpletterd, levend begraven en dat allemaal tegelijk.
‘Je blijft hier, June. We gaan je helpen. We… ik ga je helpen.’
Ik ging dood.
Hoofdstuk 7 t/m 10
Geen commentaar gevonden.
Nieuw bericht
Hoofdstuk 11
~¤~
Liefde is pas gevaarlijk als hij voor eeuwig is.
Ik werd wakker in lakens die vreemd roken.
‘Ik ben niet terugveranderd,’ zei ik met mijn ogen nog steeds gesloten.
Ik opende mijn ogen en zei het tegen het voor mij onbekende plafond. ‘Ik ben niet terugveranderd.’
Ik keek om me heen, zag dat de kamer zowat helemaal leeg was, op twee kasten, een bureau en een stoel met een jongen na. ‘Ik ben niet dood.’
Justin schudde zijn hoofd. ‘Nee, maar het scheelde niet veel.’
Ik liet me weer in zijn naar Axe ruikende dekens vallen en zuchtte. ‘Ik leef nog.’ Ik keek naar hem, een hele tijd lang. Hij zei niets.
‘Hoe?’
Hij begreep wat ik bedoelde. ‘Ik heb je naar de winkel van mijn zus gedragen en toen heeft zij je in bad gelegd.’ Tot mijn verbazing bloosde hij en keek hij weg. ‘Hoe je precies terugverandert bent, zul je aan haar moeten vragen. Toen je weer… jezelf was, heb ik je naar mijn huis gedragen. Bij mijn zus was niet zoveel plek en ik wist niet waar je woonde.’
Ik rekte me uit en zag dat ik een donkergroene trui aan had. ‘Waar zijn mijn kleren?’
‘Ik heb ze te drogen gehangen. Sorry als het allemaal een beetje te groot is.’
Toen bedacht ik een wel heel erg belangrijk detail. ‘Je ouders vinden het gewoon goed dat ik hier ben?’
Hij schraapte zijn keel. ‘Ze weten het niet.’
‘Ze… weten het niet?’
‘Ja. Nou ja, als ik laat thuiskom, ligt mijn moeder meestal in bed. Dan moet ik haar melden dat ik thuis ben gekomen en dan is het klaar.’
‘Ook niet echt verantwoordelijk. Je kunt iedereen meenemen. Of je kunt vergeten de deur op slot te doen.’
‘Maar mijn moeder weet dat ik dat nooit zou doen.’
‘En waarom?’ vroeg ik hem.
Dit keer hield hij zich van de domme, terwijl ik in zijn ogen zag dat hij wist wat ik bedoelde. ‘Wat bedoel je?’
‘Wat ik bedoel,’ snauwde ik. ‘Is waarom je het monster dat ik kennelijk ben niet gewoon dood hebt laten gaan? Waarom zou je een monster helpen?’
Justin kromp ineen en staarde naar zijn handen terwijl hij zei: ‘Je bent geen monster.’
Ik snoof. ‘O nee? En wat was dan jouw definitie van ‘Syreni’, meneer de Betweter?’
Hij kromp nog eens ineen. ‘Zo heb ik het nooit bedoeld.’
‘Waarom?’ herhaalde ik.
Hij keek me recht aan, keek toen weer naar de beddensprei die kennelijk heel erg interessant was. ‘Toen je daar lag, op de grond. Je… Ik weet niet. Je zag er zo weerloos uit. Zo onschuldig. En ik… ik kon je niet niet redden.’
Ik zuchtte. ‘Elke stervende Syreni ziet er zo uit. Daar moet je je niet door laten misleiden.’ Mensen waren zo dom. Er was een reden dat we mooier waren dan de meeste mensen, hoor! We zagen er onschuldig uit, zodat mensen gemakkelijk in onze vallen trapten. Nou ja, tegenwoordig waren mensen veel te achterdochtig en lieten we ze niet in de val lopen. Mensen werden steeds bruter, dus de Syrenies ook.
‘Ja, maar de meeste Syrenies roepen niet dat ze Kyle gered hebben en waar hij ergens ligt.’
Aha, dus daarom vertrouwde hij me. Ik moest ook niet denken dat er meer achter zat. ‘Is Kyle oké?’
‘Delia en Senna zijn gaan kijken of hij daar nog steeds ligt, wat ik eerlijk gezegd betwijfel. Zij zijn ook Syrenies, nietwaar?’
Ik knikte. ‘Maar dat beantwoord mijn vraag niet. Syrenies misleiden. Of wilde je zeggen dat je Trixie had gered als ze daar zo liggen?’
Justin fronste zijn wenkbrauwen. ‘Ja. Ik denk het wel,’ zei hij uiteindelijk.
‘Had je haar ook me naar je huis genomen?’ vroeg ik.
Hij keek naar de vloer. ‘Dat… weet ik niet. Maar ik zou haar daar niet hebben laten liggen.’
‘Ik geloof je niet.’
Beledigd keek hij op. ‘En toch is het zo. Want ik ben geen moordenaar. Ik zou me altijd schuldig voelen als ik haar daar had laten liggen.’
Ik kromp ineen. Zijn beschuldigende toon liet me schrikken. ‘Hoe wist je dat ik water nodig had?’ vroeg ik zacht.
Justin keek me even verbaasd aan, maar gaf toen antwoord. ‘Ailey raadde het me aan.’
Daar dacht ik even over na. ‘Hm. Ik vraag me wel af wat Ailey is.’
‘Ailey?’
Ik knikte nogmaals. ‘Ja. Zij is ook iets. Dat moet haast wel. In elk geval weet ze dingen van ons die een mens niet hoort te weten. Misschien hoort ze bij een andere Syrenifamilie? Ik weet het niet.’
Justin dacht even na. ‘Hm. Ik weet het niet. Ik ga haar niet veroordelen totdat ik het zeker weet.’
Ik rolde met mijn ogen. ‘Dat is weer een typische Justin-uitspraak.’
‘Sinds wanneer ken jij me goed genoeg om te weten wat typisch iets voor mij is?’ vroeg Justin met een plagerige ondertoon in zijn stem.
Opeens realiseerde ik me iets. ‘Je zus weet ook wat ik ben.’
‘Nu wel, ja.’
Ik zuchtte. ‘En hoe nam ze het op?’
‘Verbazingwekkend goed. Ik droeg je naar binnen en zei dat je water nodig had en ze nam je van me over en legde je in bad.’
‘Zonder vragen te stellen?’
‘Mijn zus is niet zo van de vragen,’ zei Justin.
Ik tuitte mijn lippen. ‘Nee, natuurlijk niet.’ Ze had mij ook zonder pardon geholpen. En wie was ik? Een onbekend meisje dat in een onguur steegje lag nadat meisjes haar in elkaar hadden geslagen. De meeste hadden dat meisje gewoon genegeerd. Nou ja, de meesten bleven zo ver mogelijk uit de buurt van die steeg.
‘Wil je misschien iets ontbijten?’
‘Graag.’ Mijn maag rommelde.
Justin stond op en schoof de stoel weg zodat ik uit kon stappen. Het verbaasde me niet dat toen ik het bed uit stapte, mijn benen vreemd voelde en ik moeite had met de eerste stappen.
Justin bekeek me, eerder gefascineerd dan bezorgd.
Ik keek hem geïrriteerd aan. ‘Beetje hulp, alsjeblieft?’
Nu was hij wel bezorgd. Bezorgt en verbaasd. Maar hij bood me wel zijn arm aan. Toen ik die aannam, bloosde hij opnieuw, maar dat probeerde ik te negeren. Ik had te weinig zelfvertrouwen om het vleiend te vinden en ik geloofde hem nog steeds niet.
We liepen zwijgend de trap af. De trap was gebroken wit en de muren waren lichtgroen. Elk detail nam ik in de op. De foto’s van hem zijn zus en zijn broertje en…
‘Waar is je broertje? Woont hij niet hier of slaapt hij nog?’
Justin keek me verward en verbaasd aan. ‘Hij is naar school, natuurlijk.’
School? ‘Wat? Welke dag is het?’
Nu keek hij me aan alsof ik een kwal in mijn haar had. ‘Maandag. Wat dacht jij dan?’
Maandag. ‘Hoe laat is het?’
Hij pakte zijn mobiel uit zijn zak. ‘Half elf.’
Ik kreunde. ‘Mijn moeder vermoordt me. En zo niet, dan doet mijn vader het wel.’ Waar hij dan ook is momenteel.
Dat maakte hem nog verbaasder. ‘Maar je was ziek. Of iets in die trant. Je had alle reden om niet op school te zijn.’
‘Ik vrees dat mijn regels en jouw regels nogal wat verschillen.’ Snapte hij het echt niet? Ik kon mijn moeder niet vertellen wat er gebeurd was. Ze zou… ik wist niet eens wat ze zouden doen. Wel herinnerde ik me dat de dertigjarige oom Max opeens weg was en toen ik mijn moeder ernaar vroeg, zei ze dat ‘de rotte appels altijd worden verwijderd’.
Nee, ik kon het niet tegen haar zeggen. Tegen niemand. Senna en Delia zouden er niet over praten. Ailey kende mijn ouders niet. En Justin… ach, die kon ik wel vertrouwen, toch?
‘Justin,’ begon ik terwijl we de keuken inliepen.
‘Ja?’
Nou ja, dan ook maar de directe aanpak, als ik het toch ging vertellen. ‘We vermoorden mensen. Denk je dat we genadig zijn voor onze eigen soort?’
Hij keek me even geschrokken aan terwijl hij twee borden op het aanrecht zetten.
Zijn keuken was wit, met een houten tafel in het midden van de keuken. De borden die hij neerzette waren rood.
‘Wat bedoel je?’ vroeg hij. ‘Brood of cornflakes?’
‘Cornflakes,’ zei ik. ‘En ik bedoelde dat we erg strengen regels hebben. En straffen. Als ze erachter komen dat ik een rotte appel ben, ruimen ze me op. Zeker na al het ongemak dat ze door me hebben gehad.’
‘Ongemak?’ vroeg hij terwijl hij cornflakes in een kom gooide en daarmee stopte toen ik ‘dat is genoeg’ zei. ‘Melk of yoghurt?’ vroeg hij terwijl hij de koelkast opende.
‘Melk,’ zei ik, maar ik gaf geen antwoord o zijn andere vraag.
‘En wat voor ongemak heb je ze bezorgd?’ vroeg hij terwijl hij me de kom cornflakes, een lepel en het pak melk gaf.
Ik ging aan tafel zitten. ‘Er is een reden dat ik opeens om je heen hang als een of andere mislukte stalker.’
Justin trok een wenkbrauw op en ging naast me aan tafel zitten met twee boterhammen, en pot chocoladepasta en een mes. ‘Wat bedoel je?’
Ik ademde diep in. ‘Ik heb je gered van de Syrenies, Justin.’
Hij was stil. ‘Dat dacht ik al,’ zei hij uiteindelijk.
‘Wat? Wanneer dacht je dat?’
‘Toen je gilde gisteren… ik wist gewoon dat ik die gil eerder had gehoord. Ik… wilde het alleen niet geloven.’
‘Waarom niet?’ vroeg ik me af terwijl ik melk bij de cornflakes schonk.
‘Omdat dat je plotselinge interesse in mij in een heel ander licht zet,’ zei hij. ‘Je wilde gewoon dat ik je niet verraadde, niet?’
Ik schudde mijn hoofd. ‘Je bent mijn straf.’
‘Ik ben… wat?’
‘Mijn straf.’ Ik wees met mijn lepel naar hem. ‘Jij mag aan niemand vertellen dat je weet wat we zijn en ik moet daarvoor zorgen. Omdat ik degene ben die deze ellende heeft veroorzaakt. Als jij het doorvertelt, wordt ik gestraft. Dat is mijn straf.’
‘En wat gebeurt er als ik het doorvertel?’ zei Justin terwijl hij de pasta op zijn broodje smeerde.
Ik was stil. Een tijd lang. Toen gaf ik antwoord. ‘Dan word ik levend verbrand.’
Het mes met pasta viel op de grond. Ik stond op om het op te pakken, maar Justin schoot ook overeind en pakte me stevig bij mijn schouder beet. ‘Je… wordt vermoord als ik aan iemand vertel dat er zeemeerminnen in de zee zwemmen?’ piepte hij. ‘Je hebt dat geriskeerd voor iemand die je niet eens kende?’
Ik probeerde me los te trekken. We waren nu zo dicht bij het onderwerp waar ik het niet over wilde hebben. Dat ik hem al jaren langer kende dan hij mij. ‘Ja, nou en?’
Ik wist niet hoe en niet waarom, maar opeens lag ik in zijn armen. Zijn handen wreven over mijn rug, alsof hij me troostte. ‘Jezus, June. Wat haalde je in je hoofd? Een vreemde redden om vervolgens zelf de doodstraf te krijgen?’
‘Zolang jij niets zegt, heb ik ergens last van,’ zei ik zacht. Ik rook zijn geur, de geur van aftershave en deo, en was verbaasd over de emoties die het met zich meebracht. Tranen welde op in mijn ogen en ik kon ze niet verdrukken.
‘Echt, June. Wat dacht je wel niet?’ vroeg hij.
Ik sloot mijn ogen en begroef mijn gezicht tegen zijn borst om mijn tranen te verbergen. Waarom huilde ik? Het sloeg nergens op. ‘Ik dacht niet. Ik redde jou.’
En toen waren zijn lippen opeens op die van mij.
Ik schrok me dood. Eerlijk waar.
Hij wist het niet, maar hij had een van de vele regels van de Syrenies overtreden. Syrenies mochten niet gekust worden. Zij waren degene die hun prooi uitkozen. Maar momenteel was ik eerder prooi dan roofdier.
Ik maakte een raar geluidje achterin mijn keel, iets tussen een gil en een woord. Want ik probeerde te praten, hem willen zeggen dat hij me los moest laten, maar hij maakte het me onmogelijk. Ik wilde niet dat hij me losliet. Ik legde mijn handen op zijn schouders en kneep er zacht in.
Hoeveel regels had ik de laatste dagen overtreden? Vijftien? Vijftig? Ik wist het niet. Het leek er niet toe te doen.
Toen hij me weer losliet, had ik geen idee hoeveel tijd er verstreken was. Wel wist ik dat ik geen honger meer had.
Ik deinsde achteruit, alsof hij me geslagen had. ‘Waarom… waarom deed je dat?’ piepte ik, mijn stem sloeg meermaals over.
Justin gaf geen antwoord, maar bleef daar staan. Gewoon staan en mij aankijken. Alsof ik degene was die in het volle licht op het podium stond en hij degene in de coulissen. Alsof de rollen opeens waren omgedraaid.
Ik keek hem nog drie seconden aan, maar renden toen zo hard ik kon naar de eerste deur die ik kon vinden.
Voordat ik de voordeur doorging, hoorde ik hem nog ‘June! June!’ schreeuwen.
~¤~
Sprakeloos.
Dat was ik terwijl ik daar op de pier zat, mijn benen over de rand heen bungelend.
Waarom had hij het gedaan? Begreep hij dan niet dat hij het alleen maar erger maakte?
‘June! Daar ben je!’
O. Nee. Toch.
Ailey kwam samen met de twee vrienden die ik al eerder had gezien aangelopen. Mensen die ook op de pier liepen of stonden keken haar verbaasd aan.
Ailey ging in kleermakerszit zitten terwijl haar vrienden achter haar bleven staan.
‘Ik zie dat Justin je opgelapt heeft. Slimme knul.’ Ze keek me aan met een dubbelzinnig glimlachje op haar gezicht. ‘Leuk ook.’ Ze gaf me een zachte por in mijn zij.
Ik staarde voor me uit.
‘Ah. Ik snap het al. Je bent depri. Oké.’ Ze sloeg een arm om me heen en trok mijn hoofd naar zich toe om in mijn oor te fluisteren. ‘Je moeder is ontzettend ongerust omdat je niet thuiskwam gisteravond. Ga naar haar toe, maar maak haar niet kwaad. Oké?’
‘Oké,’ fluisterde ik terug, al snapte ik er helemaal niets meer van.
Ailey maakte zich weer los en stond op. ‘Nou ja, dan gaan we nu maar. Spijbel je morgen niet?’
Ik stond ook op. ‘Ja, tuurlijk.’
Ze gaf me een knuffel en huppelde vervolgens weg, gevolgd door haar vrienden.
Hoofdstuk 12
~¤~
Als je je eigen familie niet eens meer kan vertrouwen, wie dan wel?
‘Je moeder zei wat?’
Kelly keek me aan alsof ik gek was.
‘Ze zei ‘ik ben blij dat je nog leeft, maar kun je voortaan even zeggen waar je heen gaat?’. En dat was het. Geen straf. Niets.’
Kelly wist niet wat ze hoorde. ‘Jij kwam niet thuis na een feestje met alcohol en de hele rimram en de volgende dag spijbel je. En je ouders zeiden ‘zeg het volgende keer even’? Ze waren niet boos?’
Ik schudde mijn hoofd. ‘Nope.’ En toen kon ik een grijns niet onderdrukken. ‘En vertel me eens; hoe voelt een kater?’
Kelly keek me diep beledigd aan. ‘Hoe zou ik dat nou moeten weten?’
Ik sloeg mijn armen over elkaar en trok mijn wenkbrauwen op.
Ze zuchtte. ‘Het voelt klote. Gister toen ik uit bed kwam heb ik gelijk twee pillen door mijn strot geduwd, maar het hielp echt niets. Dokters zouden hun werk serieuzer moeten nemen.’
‘Heb een beetje respect, want als mijn informatie klopt, hebben ze meer levens gered dan jij.’
Ze sloeg haar armen over elkaar en snoof. ‘Ik heb pas respect voor ze als ze ‘anti-katerpillen’ uitvinden.’ Ze ontvouwde haar armen weer en keek me met gefronste wenkbrauwen aan. ‘Waar even terug naar jou. Waar was je afgelopen dag?’ Ze kuchte nogal onsubtiel. ‘En nacht?’
Ik sloeg haar met mijn natuurkunde boek, dat ik net uit mijn kluisje had gepakt. ‘Wat denk je wel niet? Dat ik ge...’ Ik brak mijn zin af voordat hij eindigde in het ‘verboden woord’.
‘Nee, ik denk niet dat je met iemand het bed ingedoken bent,’ zei Kelly simpelweg.
O mijn god. ‘Kelly!’ Ik keek angstig om me heen. ‘Dat hebben mensen gehoord, hoor!’
Ze praatte gewoon door. ‘Je was niet eens aangeschoten, je hebt geen vriendje, je bent geen slet. Dus ik zou niet weten waarom jij met iemand zou hebben ge… met iemand het bed in zou duiken.’
Ik verborg mijn hoofd in het kluisje, zo erg schaamde ik me voor dit onderwerp.
‘De vraag is, waar was je dan wel? En met wie? Heeft Edward Cullen je met zijn zilveren Volvo opgehaald?’
Ik keek haar ongelovig aan.
‘Wat? Ik weet echt wel wat ik allemaal gezegd heb op dat feest. Ik word er de afgelopen dagen steeds mee geplaagd.’
Dat maakte dan toch weer aan het lachen, de herinnering aan mijn vriendin die giechelend zei dat ze Edward Cullen had zien rijden.
‘Geef nou antwoord!’ jammerde Kelly.
‘Hm?’ deed ik.
‘Met wie was je gisteren? En eergisteravond? Is mijn onschuldige vriendin dan toch niet zo onschuldig meer?’
Ik sloeg haar opnieuw, met mijn wiskunde boek dit keer.
‘Uhum,’ kuchte iemand achter ons.
Ik verstijfde.
‘Hé, Justin,’ zei Kelly. ‘Weet jij toevallig wat June de afgelopen dagen uitgespookt heeft?’
‘Kelly!’ riep ik verontwaardigd.
Precies ging de bel.
‘Gered door de bel,’ mompelde ik. Ik trok aan Kelly’s arm. ‘Kom, Kels, we moeten gaan.’
‘Ah, ik zie al wat hier aan de hand is,’ zei ze, met haar vinger beschuldigend naar me wijzend.
‘O, nee. Die weg gaan we nu niet inslaan, Kels. We gaan naar de les, het liefst op tijd.’
Kelly zuchtte, maar liep wel mee.
‘Je kunt je straf niet eeuwig ontlopen, June,’ zei Justin nog en ik hoorde een lach in zijn stem.
Ik draaide me om, maar hij was al weg.
Een vreemde huivering liep over mijn rug.
‘Dus… je was de afgelopen dag niet toevallig bij een jongen die toevallig Justin heet?’ vroeg Kelly terwijl we de trap opliepen.
Vakken zoals biologie, natuurkunde en scheikunde hadden we op de tweede verdieping. Talen hadden we op de eerste. Vakken zoals maatschappijleer, aardrijkskunde en geschiedenis hadden we op de begane grond en gym en muziek waren in de kelder.
‘Kelly, kun je alsjeblieft ophouden met je vragen? Ze zijn irritant.’
‘Natuurlijk, lieverd. Maar Justin negeren helpt volgende week niet.’
‘Volgende week?’ vroeg ik verward.
Kelly verbluft aan. ‘Ja. We gaan met school camperen, weet je nog?’
Ik kon mezelf wel voor mijn hoofd slaan. Schoolkamp! Hoe kon ik dat vergeten? ‘Shit,’ mompelde ik, want ze had gelijk. Ik kon Justin daar moeilijk ontlopen.
Onze school had bijna nooit uitstapjes, maar eens in de zoveel tijd gingen een aantal klassen op kamp. Toen wij aan de beurt waren, wisten we eerst nog niet zeker of ik, Delia en Trixie mee mochten of niet. Maar kamperen in het bos zagen zij niet als iets gevaarlijks, dus mochten we mee.
We liepen het natuurkunde lokaal in.
‘Ah, wat leuk dat de twee BFF’s ook nog komen opdagen,’ zei mevrouw Dros terwijl ze ons geïrriteerd aankeek.
‘Zo heel erg veel te laat zijn we nu ook weer niet,’ zei Kelly terwijl ze me meetrok naar de twee vrije plaatsen voorin.
Mevrouw Dros keek ons nog een paar seconden geërgerd aan, maar ging vervolgens weer door met haar les.
Tot de deur weer openzwaaide.
Ailey kwam het lokaal ingelopen, haar ogen rood, alsof ze net nog gehuild had. Maar dat was niet het enige. Haar armen zaten vol blauwe plekken en haar onderlip was dik en opgezwollen.
‘Je bent te laat,’ meldde mevrouw Dros nogal overbodig.
‘Het spijt me,’ zei Ailey hijgend. ‘Maar ik heb een briefje.’ Ze pakte haar rugzak en haalde een briefje uit het voorvakje, dat ze aan mevrouw Dros overhandigde.
Iedereen bestudeerde mevrouw Dros grondig terwijl ze het briefje las. Nou ja, iedereen behalve Kelly, want die had de nagellak uit haar etui gehaald en was haar nagels aan het lakken.
Het gezicht van mevrouw Dros betrok. Ze keek Ailey even geschrokken aan, knikte toen en wees naar de enige vrije plek die over was. De plek naast Isabel, die mij aankeek alsof ze wilde vragen ‘wat stond er in die brief?’.
En ik wist zeker dat iedereen zich dat afvroeg.
~¤~
‘Hé, June.’
Ailey zat aan een andere lunchtafel dan gewoonlijk met haar broertje Munro (hij had geen blauwe plekken, maar een kleine snee op zijn wang), haar twee meelopers (want ‘vrienden’ kon ik ze toch niet blijven noemen als ze steeds geen woord zeiden) en met, en nee, dit is geen grapje, Justin.
‘Kom je bij ons zitten?’ vroeg Ailey vrolijk toen ik langs hun tafel liep.
Ja, doei. ‘Nee, ik ga liever bij mijn vrienden zitten, als je het niet erg vind. Maar toch bedankt.’
Ailey glimlachte nog steeds, maar Justin keek me geërgerd aan, alsof hij ‘kinderachtig’ of ‘overdreven’ wilde zeggen.
Ik negeerde hem en ging bij Isabel, Delia, Kelly, Kyle, Will en… ‘Waar is Simon?’ vroeg ik.
Kelly gebaarde verveeld naar de tafel waar Trixie met haar vriendinnen altijd zaten.
O nee, toch.
Trixie had een nieuw speeltje gevonden. En dat leek dat speeltje helemaal niet erg te vinden. Sterker nog, Simon grijnsde, alsof hij een ontzettend leuke tijd had.
‘Wat heeft zij toch met mijn vrienden de laatste tijd?’ snauwde ik hardop.
‘Pardon?’ vroeg Will niet-begrijpend.
Ik bloosde. ‘Niets. Alleen, Trixie… ze… ach, laat maar. Het is niets.’
Kelly gaf me een stuk van haar puddingbroodje. Een gebaar dat zei ‘het is al goed, schat’. ‘Relax,’ zei ze hardop. ‘Trixie is een trut en dat zal Simon snel genoeg merken.’ Zij maakte zich er niet zo druk om, aangezien het niet Kyle was die aan die tafel zat.
‘Maar snappen jullie dan niet dat ze hem gebruikt? Ik weet nog niet voor wat, maar ze wil iets van mijn vrienden. Net als laatst met Kyle.’
‘Hé, wat was er laatst met mij?’
Verward keek ik naar Delia. Ze maakte een gebaar dat ik niet begreep. Ze maakte het nogmaals en ik begreep het. Niet praten over zaterdag. Maar waarom niet?
‘Niets. Alleen… je date met Doris. Trixie heeft die geregeld, hè?’
‘Ja. En wat dan nog? Jullie meiden doen altijd zo hysterisch.’ Kyle pakte zijn Mars en nam er een grote hap uit.
‘Wij doen niet hysterisch,’ verbeterde Kelly. ‘Mannen zijn gewoon verrekt emotieloos.’
Will trok een wenkbrauw op. ‘Verrekt emotieloos? Meen je dat nou serieus, Kelly?’
‘Nee, natuurlijk niet, Will.’ Ze rolde met haar ogen. ‘Ik bedoel het natuurlijk sarcastisch.’
Ik snapte nu ook niet meer of ze dat serieus of sarcastisch bedoelde.
‘Waarom zouden Ailey, haar broertje en Justin vandaag niet bij ons zitten?’ vroeg Isabel zich af.
‘Omdat het mafkezen zijn,’ snauwde ik, terwijl ik mijn flesje water pakte.
Toen ik het naar mijn mond bracht om te drinken, zag ik vanuit zijn ooghoeken dat Justin me aankeek met een lichte frons tussen zijn wenkbrauwen.
Ik nam een slok water en krulde dreigend mijn lip op, zodat hij mijn scherpe tanden kon zien. Hij huiverde en keek weg. De rest van de pauze keek hij me niet meer aan.
En ik haatte mezelf omdat ik wilde dat hij dat wel deed.
Hoofdstuk 13
~¤~
Problemen heb je pas als je er tot je nek inzit.
‘Hé, zeemeermin.’
Ik schrok me dood en stootte mijn hoofd tegen de bovenkant van mijn kluisje. Wanneer ik mijn hoofd uit mijn kluisje stak, zag ik Munro, zijn armen arrogant over elkaar geslagen en een spottende glimlach op zijn gezicht.
‘Doei, mafkees,’ reageerde ik terwijl ik mijn kluisje dichtsmeet en weg paradeerde.
‘Wacht nou!’
Ik kreunde en draaide me weer naar hem om. ‘Wat?’ zei ik geïrriteerd.
Hij negeerde mijn toontje en hij keek me nog steeds aan met zijn spottende glimlach. ‘Heeft iemand hier een beetje ruzie met Justin?’
Oké, hier had ik dus echt geen zin in. ‘Bemoei je met je eigen zaken,’mopperde ik. ‘Ga je zus zoeken, of zo.’
Dat had niet het gewenste effect op hem, de glimlach bleef op zijn gezicht. ‘Ik kan best wel zonder haar. Ik ben veertien, geen vier.’
‘Nou, gedraag je dan ook niet als iemand van vier.’ Ik was bijna bij de uitgang van de school nu.
En Munro liep naast me. ‘Ik gedraag me als mezelf. Zou jij ook een moeten proberen.’
En toen liep hij weg, terug naar de hal, waar ik Ailey en Justin met elkaar zag praten. Ailey keek me heel even aan, met een blik die droop van begrip en medelijden.
En ik realiseerde me toen pas dat die jongen en zijn zus allebei veel te veel zagen.
~¤~
‘Hé, lieverd. Hoe was school?’
Ik was mijn moeders act nu echt meer dan zat. Ik smeet mijn schooltas op het aanrecht. ‘Mam, zeg eens eerlijk. Waar is pap? En zeg niet ‘dat gaat je niet aan’ of iets anders waar ik helemaal niets aan heb, want het gaat me wel aan. En ik heb recht op de waarheid.’
Mijn moeder zuchtte en liet zich op een van de keukenstoelen zakken. ‘Lieverd, als ik het je zou kunnen vertellen, zou ik het doen. Maar ik weet het zelf ook niet. Dus je moet me niet…’
‘Hoe kun jij nou niet weten waar je eigen man is?’ brak ik haar geïrriteerd af.
Mijn moeder keek me even aan alsof ze me uit wilde foeteren, maar toen veranderde haar blik in een vreemde mengeling van bezorgdheid en neppe vrolijkheid. ‘Hoe voel je je?’
Oké, ander onderwerp, dus. ‘Wat is dat nu weer voor vraag?’ snauwde ik naar haar.
Ze keek me even gekwetst aan, zoals ik haar nog nooit gezien had. Wanhopig, verdrietig. Eenzaam.
Maar toen raapte ze zichzelf weer bij elkaar en keek me koel aan. ‘Ga naar je kamer. Nu. En denk maar eens goed na over de goede dingen die je in deze kolonie hebt. Het lijkt dat je die de laatste tijd over het hoofd ziet. En waar je vader ook is, dat is iets tussen hem en mij. En of ik wil dat jij daar lucht van krijgt is een keuze die ik helemaal alleen maak.’
Zonder verder iets te zeggen, deed ik wat ze vroeg. Nou ja, niet dat nadenkgedeelte, maar dat naar-je-kamergedeelte. Maar voordat ik die trap opliep, draaide ik me om en zei: ‘Dit is niet iets tussen man of vrouw of moeder en dochter. Dit is iets over liegen of de waarheid vertellen. En jij, moeder, kiest voor de eerste optie. Dus als jij wilt dat ik ga nadenken, moet jij daar maar eens over nadenken.’
~¤~
‘June? Wat… wat doe jij nou weer hier?’ vroeg Ailey verbaasd.
Ik schrok me rot.
Ik was uiteindelijk naar beneden gelopen en was via de achterdeur weggegaan. Ik wilde naar Justin toegaan.
Alleen was Justin niet alleen thuis.
‘Ailey?’ vroeg ik niet begrijpend wat zij in Justins huis deed. ‘Ik… ik kan jou hetzelfde vragen.’
Justin verschijnt naast Ailey in de deuropening. ‘June. Wat… doe je hier?... Laar ook maar. Dit is niet wat je denkt dat het is.’
‘O nee?’ Ik snoof. ‘En waar lijkt dit dan op, volgens jou?’
Ik hoorde iemand in het huis lachen. Was dat… Munro? ‘Je moet toegeven, Justin. Die meid heeft je net zitten dissen.’
En hoewel ik dacht dat ik toch een aardig beeld had bij de situatie, had de aanwezigheid van Munro het helemaal overhoop gegooid.
Achter Justin verscheen en grotere gestalte. Maar ook al zag ik alleen een deel van zijn gezicht, ik herkende hem meteen.
‘Wat… doet hij hier?’ vroeg ik niet-begrijpend.
‘June, laat me…,’ begon Ailey, maar de jongen duwde haar opzij.
‘Luister eens, kleintje,’ zei Taylor. ‘Het is niet dat ik hier erg graag ben, of zo. Ik ben hier omdat zij’ – hij wees naar Ailey – ‘me hier wilde hebben. Dus stop met janken en kom binnen, of ren weg en kom nooit meer terug.
‘Eh, wat?’
Ailey gaf hem een stomp en trok me dichter naar haar toe, zodat ze alleen nog de deur hoefde dicht te slaan om Taylor van de rest van ons te scheiden. ‘Gedraag je. Ik heb je niet om hulp gevraagd zodat je weer de stoere bad guy uit kan hangen.’
Taylor trok een wenkbrauw op, kreunde en liet zijn hoofd ietsje naar achter hangen. ‘Nu doe je alsof ik degene ben die alles altijd fout doet.’
‘Misschien omdat je dat meestal ook bent.’ Ze deed een stap opzij om de weg vrij te maken. ‘Kom je naar binnen of ga je zitten mokken?’
Zonder verder een woord te zeggen liep Taylor weer naar binnen, waarbij hij Ailey express aanstootte.
Justin zuchtte en liep voor hem uit weer naar binnen.
‘En jij?’ vroeg Ailey aan mij.
‘Hm?’
Ze zuchtte, wreef over haar voorhoofd en zuchtte nogmaals. ‘Oké. Luister. Ik weet dat we vreemd tegen je doen. En… en ik denk dat het tijd is dat we je het een en ander uitleggen. En jullie allebei.’
‘Allebei?’ herhaalde ik vragend.
‘Justin weet hier niet veel meer over dan jij,’ zei ze. ‘Maar hij vertrouwde ons. We zijn hier heen gekomen om het hem uit te leggen. En eigenlijk kom het wel goed uit dat jij hier bent.’
‘Hoezo?’ vroeg ik.
‘Komen jullie nog?’ riep Taylor geïrriteerd vanuit het einde van de gang.
Ailey zuchtte nogmaals. ‘Omdat dit grotendeels over jou gaat. Nou ja, over jou… meer over…’ Ze viel stil en beet op haar lip.
‘Over wat?’ drong ik aan.
‘Over jouw soort.’
Hoofdstuk 14
~¤~
Bla, bla, bla.
Ik zat naast Munro op de kleine tweepersoonsbank.
Schuin tegenover me zat Justin, in een grote, pluchen stoel. De andere stoel die in de woonkamer van Justin stond, was bezet door Ailey. Taylor zat op de leuning van de stoel.
‘Dus… mijn soort?’ zei ik, om het gesprek op gang te brengen.
‘Ja.’ Ailey keek achter zich, naar het grote vensterraam en keek vervolgens zenuwachtig om zich heen. ‘Kan het gordijn misschien dicht?’
Nog voordat ze klaar was met haar zin was Munro al opgestaan om het dicht te doen.
Taylor rolde met zijn ogen. ‘Jezus. Jullie zijn echt bangeriken. Het is niet dat ze bewapenend en wel op de stoep staan omdat we in het huis van een mens zitten.’
‘Ik begrijp het niet,’ zei Justin verward.
‘O, dus jij dacht dat de grote bazen het oké vonden dat we alles lopen te verklappen aan een mens en een Syreni? Dacht je soms dat Syrenies en Volucre dikke vrienden waren?’
‘Taylor!’ zei Ailey verontwaardigd.
‘Wat?’ zei ik, naar voren leunend.
Natuurlijk kende ik de legendes van ons volk. De zwarte Volucre die onze stam naar het eeuwige water verbanden, zodat wij uiteindelijk over de mens zouden heersen, waardoor de Volucre bovenaan de voedselketen zou staan.
‘Aha. Dus het zeemeerminnetje heeft ervan gehoord.’ Taylor leek niet echt onder de indruk.
‘Natuurlijk weet ik van de Volucre. De Gevleugelde Duivels.’
‘Aha. En daar zit je fout.’ Taylor stond op en ging recht voor me staan. ‘Zie ik eruit als een gevleugelde duivel?’
‘Taylor!’
‘Jij…’
En opeens stond ik aan de andere kant van de kamer, naast het raam, er helemaal tegenaan gedrukt van angst. ‘Daarom zette je me in de fik.’
‘In de fik?’ herhaalde Justin, me fronsend aankijken.
‘Ik zei het je toch!’ zei Ailey, met een mengeling van triomf en angst in haar stem. ‘Ze moet wel een Adeun zijn.’
Taylor rolde met zijn ogen. ‘O, dus die meid heeft een goede conditie. Dat bewijst niets. Die zus van haar had een negatieve bloedtest. Waarom zou zij een positieve hebben?’
‘Een Adeun? Wat is dat?’ vroeg ik.
Taylor gaf me een vreemd lachje en nam plaats naast Munro op de bank. ‘Komt van het Latijnse woord adeundo. Oftewel menging, of mengvorm.’
‘En wat betekent het?’ vroeg Justin.
‘Dat je een bastaard bent,’ zei Taylor.
‘Dat is niet waar!’ zei Munro beschermend.
Justin stond op en ging half voor me staan. Alsof hij me wilde beschermen. ‘Oké. Voer de draad ermee. Hier schieten we allemaal niets mee op. Als er iets is met June, moet je het nu vertellen.’
Ailey zuchtte. ‘Weet je waar je vader is, June?’
Ik staarde haar niet-begrijpend aan. ‘Wat had hij hier nu weer mee te maken?’
‘Hij is al een tijdje niet thuis geweest, nietwaar?’ zei ze toen ik niet reageerde op haar opmerking.
Het voelde alsof mijn hart in een afgrond viel. ‘Hebben jullie hem vermoord?’
‘Wat? Nee, natuurlijk niet!’
‘Wat dan?’ vroeg ik.
Ailey liep naar voren, langzaam, alsof ze bang was dat ik haar aan zou vallen. ‘Snap je het dan niet? Begrijp je het echt niet?’
‘Wat niet?’
‘Je vader… hij is geen mens, June. Nooit geweest ook. Hij was een van ons. Hij was een Volucre.’
~¤~
‘Wat?’ zeiden ik en Justin in koor.
Ailey zuchtte en liet zich in de grote pluchen stoel zakken. ‘Voordat je moeder en hij elkaar ontmoeten, was hij een Volucre. Hij heeft het opgegeven voor haar. Wist hij veel dat zijn bloedeigenschappen doorgegeven konden worden. Dus we moesten terug. We moesten er zeker van zijn dat de nakomelingen van de Volucre veilig waren.’
‘Je zei dat jullie terug moesten? Terug van waarheen?’
‘De andere wereld. De wereld waar wij volken vandaan kwamen. Alle Volucre trokken er gelijktijdig heen. Maar de Syrenies weigerden. In de andere wereld zijn geen mensen, wat betekent dat ze niet meer boven een groep staan. Dat ze zich opnieuw een hogere rang in de voedselketen moesten vechten.’
‘Ik snap er niets meer van,’ bekende Justin.
Ailey glimlachte vriendelijk naar hem en draaide zich vervolgens naar mij om. ‘Ga zitten. Dit wordt een erg lang verhaal.’
Taylor kreunde. ‘Je gaat toch niet dat hele verhaal vertellen, hè?’
Ailey sloeg haar armen uitdagend over elkaar heen. ‘Misschien wel. Wat wil je ertegen doen?’
‘Euh? Weggaan en mijn schild optrekken, misschien? Ze zullen sowieso pissig op me zijn omdat ik dat schild überhaupt gemaakt heb. Echt hoor, Ailey. Waarom leer jij gewoon de basistechnieken niet?’
‘Omdat je met de basistechnieken jezelf en andere niet kunt verdedigen. Daar heb je vechttechnieken voor nodig.’
‘Ja, maar je kunt de vechttechnieken niet leren als je basistechnieken niet kent?’
‘Ik heb…’
‘Jongens!’ riep Munro geïrriteerd. Hij had dit overduidelijk vaker meegemaakt.
En voor mij werd dit vreemder en vreemder. Als ik niet beter had geweten, had ik gedacht dat dit een stelletje was in een moeilijke fase. Maar Ailey en Taylor? Kom op. Dat is hetzelfde als dat je vijf en vijf bij elkaar optelt en vervolgens als antwoord ‘zeven’ opschrijft.
‘Oké, oké. Het verhaal. Je bent bekend met de Ark van Noach, jullie allebei?’ vroeg Ailey aan ons.
Ik knikte aarzelend.
‘Oké. Je moet het als volgende zien. De mensen die onder het water kwamen, maar zich aanpaste aan het water, dat zijn jullie. De Syrenies. De mensen op de Ark, dat zijn de mensen. En de mensen die overleefden doordat ze leerde de lucht te bewonen, dat zijn wij. De Volucre.’
‘De Ark van Noach?’ zei ik ongelovig.
‘We zeggen niet dat het zo gegaan is, het is het principe. Mensen van de lucht, mensen van het water en mensen van het land.’
‘Klinkt als een slechte anime,’ mompelde Justin.
‘Dank je voor je geweldige commentaar, Justin,’ zei Munro.
‘Graag gedaan, buddy.’ Justin salueerde.
Taylor snoof luid.
‘Nou, nou, Tay. Dat was toch zeker de korte versie van de uitleg.’
‘Niet kort genoeg, juffie,’ zei Taylor spottend. Hij maakte een knikje naar de deur. ‘We moeten weg. Ze staan voor de deur en bellen tussen nu en…’
De bel ging.
Ailey schoot overeind en begon paniekerig te ijsberen. ‘Waarom zei je het niet eerder!’
‘Relax, zolang het schild op is, komen ze niet naar binnen.’
Een raar, metanisch gekraak. Taylor kreunt. ‘En dat was het schild.’
‘Taylor, doe onmiddellijk die deur open!’
Ik verstijfde en keek Ailey geschrokken aan. Want het was niet zomaar iemand die voor de deur stond en woedend was.
Het was overduidelijk mijn vader.
Hoofdstuk 15
~¤~
Wat?
Wat deed mijn vader hier?
Ik stond op en liep naar de deur.
‘June, wat ga je doen?’ vroeg Justin niet-begrijpend.
Ik negeerde hem en trok de deur open. ‘Pap?’
‘June?’ kaatste hij verbaasd terug. Hij zag er als een vreemde uit. Hij droeg een wit overhemd en een nette broek. Vreemd. Normaal droeg hij simpelere kleren.
Ik deinsde een stukje achteruit toen ik zag dat mijn vader niet alleen was. Nog zes anderen stonden voor de deur.
‘June, wat doe jij hier?’ vroeg de man waarvan ik dacht dat het mijn vader was.
‘Ik kan jou hetzelfde vragen,’ zei ik. ‘Waarom ben je niet bij mam?’
Mijn vader wreef vermoeid over zijn voorhoofd. ‘Kunnen we het daar niet later over hebben?’
‘Hé, grootmeester. Mocht u willen weten wat er gebeurd is: vraag het aan Ailey. Zij en haar superieure brein hebben dit bedacht.’ Taylor klopte in het voorbijgaan op mijn vaders schouder en liep er toen fluitend vandoor. Niemand kwam in beweging om hem tegen te houden.
Ailey kwam naast me staan. ‘Hallo, meneer. Excuses voor mijn ongepastheid, ik had het niet aan Taylor moeten vragen.’
‘Taylor doet wel vaker dingen die niet mogen, maar jij, jij was altijd zo… goed. Je bent een buitenstaander en je weet dat we op jou strenger rekenen dan op de rest. Munro is hier zeker ook?’
Ailey knikte schuldbewust.
‘Jullie komen nu allemaal met mij mee. De volgende keer dat zoiets gebeurd, ben ik genoodzaakt je uit de kolonie te zetten.’
Is hij genoodzaakt om haar uit de kolonie te zetten? Pardon? Over welke kolonie hadden we het nu precies?
‘En dat mens dat hier woont? Waar is het?’
‘Het is een brug, meneer. Daar hebben we geen regels mee overtreden.’
Mijn vader keek Ailey streng aan, alsof hij gaten in haar hoofd wilde branden. ‘Dat bepaal ik wel, denk je ook niet, Ailey?’
‘Ja, grootmeester.’
Grootmeester? Wat was hier in hemelsnaam aan de hand?
Munro was inmiddels ook al op de gang en Ailey en hij liepen mijn hangende hoofden het huis uit.
Het groepje vertrok langzaam richting de straat, maar mijn vader bleef nog even staan. ‘Jou spreek ik vanavond nog wel, jongedame.’
Verstijfd bleef ik in de deuropening staan.
‘June?’ Justin legde zijn hand op mijn schouder. Ik merkte nu pas dat hij al die tijd achter me had gestaan. ‘Gaat het?’
Uiteindelijk deed ik mijn lippen vaneen. ‘Dat… dat was mijn vader. Wat moet mijn vader met hen? Waarom noemden Taylor en Ailey hem “grootmeester”? Wat gebeurt er allemaal?’
Justin zuchtte, reikte naar de deurknop en sloot de deur. ‘Ik heb geen idee, June, maar ik vermoed dat we dat snel genoeg te weten komen.’
Ik zuchtte en liet me tegen de muur zakken naar de grond. ‘Ik ben al die geheimen en mysteries zat. Kunnen we niet gewoon allemaal hetzelfde zijn? Zou dat niet veel makkelijker zijn?’
Justin liet zich naast me zakken. ‘Ja, maar dat zou betekenen dat iedereen hetzelfde is. Dan zou er ook geen zwart en wit, dik of dun bestaan. En dan zouden we allemaal saai zijn. Ik vind je leuk zoals je bent.’
Een vaag glimlachje verscheen op mijn gezicht. ‘Dat ik half vis ben, bedoel je?’
Hij keek me met een sarcastische blik aan. ‘Ja, dat was precies waar ik het over had.’
Ik lachte zachtjes, maar het liep al snel uit in hoesten.
Justin keek me fronsend aan. ‘Ben je ziek?’ vroeg hij bezorgd.
Ik schudde mijn hoofd. ‘Nee, hoor. Ik voel me prima.’ Hij bleef me ongerust aankijken.‘Echt, het gaat prima met me.’
Hij zuchtte. ‘Als jij het zegt.’
Zonder er verder over na te denken, legde ik mijn hoofd tegen zijn schouder. ‘Wij zijn wel een verknipt stadje, vind je ook niet?’
Hij aaide voorzichtig door mijn haren terwijl hij zei: ‘Nou en of. Ik ben blij dat ik er woon.’
‘Ik ook,’ zei ik en ik gaapte. ‘We hoeven nooit door de sneeuw te fietsen. Of door de regen.’
‘Precies.’
‘Justin?’ zei ik verlegen.
‘Hm?’
Ik pakte zijn hand en sloot mijn ogen. ‘Het spijt me zo erg. Ik heb je hele leven verpest. Wij hebben je hele leven verpest. Je vrienden vermoord. Ik wilde dat ik het terug kon draaien.’
‘Het geeft niet. Het was niet jouw schuld. Het is niet dat jij ervoor gekozen hebt. Je hebt me zelfs beschermd. Ik heb mijn leven aan je te danken. Je hoeft je aan mij niet te verontschuldigen.’
Ik zuchtte. ‘Ik ben moe, Justin,’ zei ik met mijn ogen nog steeds gesloten. Het was waar. Ik was opeens ontzettend moe.
‘Dan ga je toch slapen,’ fluisterde hij in mijn oor.
~¤~
‘Wakker worden, June.’
‘Hm?’ Ik knipperde met mijn ogen en keek om me heen. Ik lag op de bank in Justins woonkamer. En Justin zat naast me.
‘Hoe laat is het?’ vroeg ik terwijl ik rechtop ging zitten.
Justin pakte zijn mobiel uit zijn tas. ‘Bijna half zeven.’
‘Shit! Ik moet echt naar huis, we hebben een jachtpartij over een half uur en als ik dan niet thuis ben, vermoord mijn moeder me.’
‘Jachtpartij?’ herhaalde Justin.
Ik stond op van de bank en liep richting de voordeur. Justin liep achter me aan. ‘Ik zal waarschijnlijk vanwege mijn straf toch niet mee mogen, maar ik moet er dan alsnog op tijd bij zijn. Echt, je kent mijn moeder niet als ze boos is.’
‘Eigenlijk ken ik je moeder helemaal niet.’
‘Ha ha, wat zijn we weer grappig. Ik zie je wel weer op school,’ zei ik en ik boog me voorover om, zonder er over na te denken, hem een kus op zijn mond te geven.
‘Doei!’ zei ik toen maar snel, voordat ik wegrende, de straat op.
Onderweg naar huis dacht ik weer aan mijn vader. Aan hoe Ailey en Taylor met hem omgingen. Alsof ze elkaar al jaren kenden. Maar dat kon niet. Want als dat zo was, dan betekende dat dat mijn vader bevriend was met de Volucre en zelfs iets zoals ‘grootmeester’ van ze was.
En een Syreni kon dat toch nooit zijn?
Hoofdstuk 16
~¤~
Die avond kwam mijn vader thuis.
Mam liet de ovenschaal vallen.
‘Pap!’ zei Noxia verbaasd.
‘Kijk nou wat je doet, Seraphine,’ zei mijn vader boos terwijl hij bukte om de schaal op te pakken. Snel trok hij zijn hand terug. ‘Au. Heet.’
‘Wat doe jij nou hier?’
Mijn vader zette een nepuitziende glimlach op.‘Wat? Had June niet verteld dat ik zou komen?’
Mijn moeder keek me verbaasd aan. ‘Nee, dat heeft ze niet gedaan.’
‘O.’ Mijn vader liet zich in zijn stoel zakken. ‘Wat eten we vanavond? Vis? Vlees? Macaroni?’
Noxia was de enige die zich kennelijk prima op haar gemak voelde. ‘Ons eten ligt op de grond, pap,’ zei ze lachend.
‘O. Nou, dan ga ik wel friet halen. Wil iemand er iets bij?’
‘Kipcorn,’ antwoordde Noxia meteen.
‘Kaassoufflé,’ zei ik zonder hem aan te kijken.
Mijn moeder had inmiddels de ovenschaal opgeraapt, maar maakt geen aanstalten om dichter bij haar man te komen dan de vijf meter die nu tussen hen in zat. ‘Ik hoef niets, dank je.’
Mijn vader stond op en wilde weggaan, maar ik duwde hem terug en siste: ‘Laten we niet doen alsof er niets aan de hand is. Waarom verlaat je je eigen gezin zodat je kan samen heulen met de Volucre?’
‘Ik heb niet…’
‘Klets niet, pap! Ik word gek van jullie! Waarom heeft iedereen om me heen opeens geheimen voor me?’
Mijn moeder stond verstijfd tegen het aanrecht.
Noxia keek me fronsend aan. ‘Oké, nu word ik toch een beetje nieuwsgierig naar wat hier aan de hand is.’
Mijn vader zuchtte. ‘Dat zal ik je vertellen. Ik ben van de Volucre. Voordat ik je moeder ontmoette, althans. Toen zij me veranderde, had ze geen idee. Net zo min als ik het van haar wist. Mijn kolonie stuurde me weg en nam me pas weer aan toen mijn vader, de huidige grootmeester, gestorven was. Nu ben ik hun grootmeester. Ze zijn tijdelijk in de stad en ik moet een nieuwe kiezen waardoor ik weer bij jullie kan zijn.’
‘Wist… wist mam hiervan?’ vroeg Noxia verward.
Mijn moeder ontwaakte uit haar verdoofde toestand. ‘Natuurlijk wist ik ervan. Geheimen werken niet in een huwelijk.’
‘En het werkt wel in een gezin?’ snauwde ik.
‘Natuurlijk niet,’ zei mijn moeder. Ze ademde diep in en zei: ‘June, weet jij waarom Trevor mij en je vader na jouw veroordeling wilde spreken?’
‘Eh, ja.’
‘Toen heeft hij ons je echte straf gegeven.’
‘Wat?’ zeiden ik en Noxia in koor.
Mijn vader legde zijn hand op mijn schouder. ‘Je bent een internationaal Syreni-project.’
‘Pardon?’
Mijn moeder zuchtte. ‘Er zijn veel Syrenies die graag mensen willen zijn en geen enkel middel om dat te doen. Ze hadden een medicijn gemaakt, maar konden het niet testen op een Syreni. Tot nu.’
‘O mijn god,’ zei ik, want nu werd alles duidelijk. Waarom ik op het feest niet kon veranderen, waarom de verandering zo’n pijn deed. Waarom ik me al dagen niet goed voel. ‘Betekent dat… dat mijn Syreni aan het doodgaan is?’
‘Dat weten we niet. Ik heb het bijna elke dag in je eten gedaan en volgens mij werkt het niet.’
‘Het werkt wel,’ verzekerde ik haar. ‘Het werkt alleen niet non-stop.’ Ik schudde mijn hoofd. ‘Waarom zouden Syrenies kolonieleden in mensen willen veranderen?’
‘Voor geld, June. Genoeg Syrenies zouden er geld voor over hebben om mens te zijn. Dat zorgt dat de Syrenies rijker worden. Machtiger.’
Noxia keek me bezorgd aan. ‘Stop gewoon met het toe te dienen. Zij zullen denken dat het niet werkt, einde verhaal.’
Mijn moeder wreef in haar ogen. ‘Zo simpel is het niet. Aanstaande vrijdag komt de machtigste en oudste kolonie ter wereld hierheen om het resultaat te zien. Als ze haar bloed prikken en dat gaan onderzoeken, zullen ze merken dat het medicijn niet in haar bloed zit. En dan zijn we allemaal de klos.’
‘Oké en wat als ze het alleen slikt de dag of dagen voordat ze komen?’ stelde Noxia voor.
Mijn vader klonk verbaasd toen hij zei: ‘Dat is nog niet eens zo’n heel erg slecht idee.’
Precies op dat moment wordt er aangebeld.
‘Wie kan dat nou zijn?’ vroeg mijn moeder terwijl ze naar de deur liep.
Ik hoorde de deur opengaan en vervolgens een bekende stem: ‘Hallo, woont June hier toevallig?’
Ik liep naar de gang. ‘Munro? Wat in godsnaam doe jij nou weer hier?’
Toen merkte ik dat Munro heel ongerust keek. Hij stapte binnen en keek me ernstig aan. ‘Mijn zus en Taylor. Ze zijn weg.’
Hoofdstuk 17
~¤~
‘Wat?’ vroegen mijn vader en ik tegelijk.
‘Oom Michael zei dat ze naar hun kamer moesten gaan, dus ik ging het avondeten naar hun kamer brengen en toen waren ze weg.’
‘Weg? Weet je zeker dat ze niet gewoon weggeglipt zijn?’ vroeg mijn vader.
‘Hun deuren waren op slot en alleen oom Michael had de sleutel,’ antwoordde Munro. ‘Maar toen ik boven kwam, stonden hun deuren wijd open. Ik ken Ailey, zij zou nooit wegglippen als ze straf had.’
‘En Taylor wel, maar die zou Ailey nooit dwingen om mee te gaan,’ maakte mijn vader Munros speculaties af.
‘Wat kan er met ze gebeurd zijn?’ vroeg ik.
Noxia maakte een stopgebaar met haar hand. ‘Oké, time-out. Over wie hebben we het precies?’
‘Mijn zus en haar… euh… vriend,’ antwoordde Munro, maar het klonk als een vraag.
Mijn zus knikte. ‘Oké, time-in.’
‘Ik ga het hoofdkwartier bellen,’ zei mijn vader terwijl hij zijn mobiel uit zijn zak pakte en een nummer in begon te toetsen. ‘Ja, met mij. Ailey en Taylor worden vermist… Nee, ik… wat?’ Mijn vader keek mij geschrokken aan. ‘Oké, begrepen.’ Mijn vader hing op.
‘Er is een enorme Syreni kolonie aangekomen op het eiland net buiten de stad. Ailey en Taylor zijn gewaarschuwd door het hoofdkwartier en zijn waarschijnlijk daarna op weg.’
‘Maar dat kan niet! Ze zouden hier nog lang niet moeten zijn!’ zei mijn moeder geschrokken.
‘Kennelijk komt hun planning niet overeen met die van ons,’ zei mijn vader. ‘Nora, heb jij June afgelopen dagen dat medicijn gegeven?’
‘Ze… ze was er de afgelopen dagen niet echt vaak,’ bekende mijn moeder. ‘Het is al minstens vier dagen geleden, denk ik.’
‘Oké, ik breng June naar het hoofdkwartier en jij en Noxia moeten daar zo snel mogelijk naartoe komen, oké?’
Mijn moeder knikte.
‘En als het mogelijk is, moet je zoveel mogelijk Syreni gezinnen naar het hoofdkwartier sturen. Het liefst zonder het woord Volucre te laten vallen.’
Mijn moeder knikte opnieuw en trok Noxia mee naar de kelder.
Mijn vader draaide zich naar me om. ‘June, pak je tas met kleren en alles wat je nodig hebt. We gaan.’
‘Waarheen?’
‘Je wordt gezocht, June. Als ze je bloed prikken, zullen ze je doden, samen met je gezin. We moeten onderduiken.’
Ik slikte. ‘Maar ik… ik wil niet onderduiken. Senna, Delia… ze zijn allemaal in gevaar als wij weggaan.’
‘Daarom gaan ik en je moeder zodra jij veilig bent proberen om het complete Syreni dorp te evacueren. En ga nu je spullen halen, we hebben weinig tijd.’
Het hoofdkwartier van de Volucre bevond zich op het eiland vlakbij Syreni Valley.
Nou ja, onder het eiland vlakbij Syreni Valley.
Een enorm, groot gebouw onder het eiland. Het was een enorm complex gebouw met minstens twee verdiepingen.
Mijn vader trok me mee naar een gedeelte met een hoop bureaus, waar gelijk tientallen mensen (of waarschijnlijk Volucre) op hem afrende.
‘Grootmeester, Ailey en Taylor hebben belangrijke informatie.’
‘Hoeveel Syrenies komen hierheen?’
‘Moeten we slaapverblijven klaarmaken?’
‘Hoe gaan we al die Syrenies te eten geven?’
Mijn vader negeerde alle vragen, pakt een megafoon van een van de bureaus af. Vervolgens sprong hij op het bureau.
‘Oké, mensen. Het complete Syreni dorp wordt nu geëvacueerd. We moeten slaapplaatsen klaarmaken voor hen en voor mijn familie. De kinderen en tieners zonder partner zullen op de slaapzalen slapen. De volwassenen in de slaapvertrekken. Ik wil dat jullie dit allemaal binnen één uur geregeld hebben. Vervolgens hebben jullie nog een uur om voor eten te zorgen. Hup, hup. Aan de slag allemaal.’
Gelijk begon iedereen door elkaar te lopen en te praten. Mijn vader sprong soepel van het bureau af en nam mijn hand. ‘Kom, ik breng je naar je slaapvertrek.’
‘Moet ik niet op de slaapzaal dan?’
Mijn vader grijnsde. ‘De dochter van de grootmeester in een ordinaire slaapzaal? Het idee alleen al.’
Ik had een reusachtig slaapvertrek met een groot tweepersoonsbed, een eigen inloopkast (een inloopkast!) en een badkamer.
Ik floot. ‘Hoelang hebben jullie gedaan over dit gebouw?’
Mijn vader zette mijn tassen op het bed. ‘Ongeveer een maand nadat jij geboren was. Ongeveer zestien jaar, dus.’
Ik floot nogmaals. Zestien jaar om een gebouw te bouwen. Justin zou dat vast niet…
O mijn god. Justin. Hij zat daar, gewoon in de stad.
De stad met weet ik hoeveel Syrenies.
Mijn vader glimlachte licht. ‘Ik moet nu weer gaan, ik laat jou wel je spullen uitpakken.’
‘Pap?’
Hij bleef in de deuropening staan. ‘Ja?’
‘Kun je Ailey hier misschien heen sturen? Ik moet iets met haar bespreken,’ zei ik en ik hoopte dat ik onschuldig klonk.
Mijn vader knikte en verliet het slaapvertrek. Mijn slaapvertrek.
Ik zuchtte en plofte op het zachte bed neer. Justin en zijn gezin mochten niet in de stad blijven met al die vreemde Syrenies die ik allemaal niet vertrouwde. Dat risico wilde ik gewoon niet nemen.
Er werd op de deur geklopt.
‘Binnen.’
Ailey kwam binnen, geschaduwd door Taylor.
Wat hadden die twee toch? Ze haatten elkaar, maar volgden elkaar wel altijd en overal? Daar zat geen logica in.
‘Hé, je vader zei dat je me wilde spreken?’
Ik knikte en ging rechtop zitten. ‘Ik heb je hulp nodig.’
Ailey keek even over haar schouder naar Taylor en ging vervolgens naast me op het bed zitten. ‘Wat is er, June?’
‘Ailey.’ Ik sloot mijn ogen. ‘Je moet Justin hierheen halen.’
Hoofdstuk 18
~¤~
‘Oké, ik doe dat wel,’ zei Taylor in plaats van Ailey.
Ailey leek het absoluut geen goed idee te vinden. ‘Kun je dat aan, Tay?’ vroeg ze serieus.
Hij rolde met zijn ogen. ‘Ja, Ail, daar hebben we het nu echt al honderd keer over gehad.’ Hij liep de kamer al uit.
Zijn hoofd verscheen even later weer in de deuropening. ‘En zijn moeder, zus en broertje?’
‘Ook, natuurlijk!’ zei Ailey geïrriteerd.
‘Oké, oké.’ Taylor’s hoofd verdween weer en zijn voetstappen vielen weg in de gang.
‘Waarom opeens?’ vroeg Ailey zich af.
Ik wreef in mijn ogen. ‘Ik kan hem daar niet achterlaten, Ailey. Hij weet te veel. Straks gaan ze naar hem op zoek. Vanwege…’
‘Vanwege wat?’
Ik keek haar verbaasd aan. ‘Heeft Justin je dat dan niet verteld?’ Ik had verwacht dat hij het wel aan haar had verteld.
‘Wat?’
‘Ik heb hem gered. Hij en zijn vrienden… ze hadden de dag alledrie moeten sterven, maar… ik kon het niet. Ik kon het echt niet.’
Ze fronste. ‘Denk je dan niet dat hij…’
‘Nee!’ riep ik woest. ‘Zo zit het niet. Ik kon hem als kind ook niet doden en dan zit dat nog niet in de hoofd dat het misschien je toekomstige partner is. En als hij dat is; ik zou hem dat toch nooit aandoen?’
Ailey legde een hand op mijn schouder en keek me medelevend aan. ‘Ik weet niet wat er allemaal tussen jullie gebeurd is,’ zei ze uiteindelijk. ‘Maar als ik iets zeker weet is dat je liefde nooit op kan geven, hoe afschuwelijk degene voor wie je het voelt ook is.’
‘Is dat ook het geval met Taylor?’ vroeg ik.
Gelijk nadat het eruit was, had ik er spijt van. Ik sloeg mijn handen voor mijn mond, maar de woorden waren er al uit. ‘Sorry!’
Ailey liet zich naast me op het bed zakken. ‘Nee, je hebt gelijk. Hij en ik… het… ligt gecompliceerd.’
Ik keek naar haar op. ‘Wat bedoel je?’
Ze zuchtte. ‘Elke vrouwelijke Volucre kan slechts één keer zwanger raken. Natuurlijk hopen de kolonies dat er alleen maar vrouwen geboren worden, want een man van elke soort kan een vrouwtje bevruchten en toch een volbloed Volucre voortbrengen.’
Ik had geen idee waar dit heen ging.
‘De kolonie waar ik, Munro, Taylor, Brynne en Florian vandaan komen was anders. Zij dumpte elk vrouwtje tussen de mensen en stuurden een aantal jongens mee die wisten hoe ze contact op konden nemen met de kolonie. Zodra het vrouwtje zwanger was, namen de jongens contact met de kolonie op en kwam die het vrouwtje halen. Vanaf dan zou de rest maar voor zichzelf moeten zorgen.
Ik en Brynne werden ook in de mensenwereld gedumpt, samen met Munro, Taylor en Florian. Taylor, Brynne en Florian wilde altijd al ontsnappen aan de kolonie en de nacht dat we aankwamen, namen ze die kans en vluchtte. Taylor en Florian waren als broers voor me en Brynne als een zus en toch lieten ze mij en Munro achter. Ik was geschokt.
Maar toen stond Taylor opeens voor de deur van mijn pleegouders. Het bleek dat hij jaren voor me had gezocht. Hoe kon ik hem dan iets kwalijk nemen?’
Nog steeds snapte ik niet waar dit heen ging, maar ik hield mijn mond en liet haar doorpraten.
‘Taylor manipuleerde de gedachten van mijn pleegouders en gaf hen het idee dat ik en Munro bij oom Michael gingen wonen, die in feite helemaal geen bloedverwant van hen was.’
‘Wow, wow. Manipuleerde de gedachten?’ vroeg ik.
Ailey knikte. ‘Volucre kunnen dat. Mensen konden het eeuwenlang, maar als ze het vandaag de dag doen zijn ze er niet eens van bewust.’
‘O… Kunnen… wij dat ook?’
Ze schudde haar hoofd. ‘Wij hebben de controle over het hoofd, jullie over het lichaam. Zo is het altijd al geweest.’
‘O. Oké. Vertel verder.’ Ze leek zich niet meer te herinneren waar ze gebleven was. ‘Jij en Munro gingen naar Syreni Valley?’
‘O ja, de kolonie van de vader nam ons hartelijk op. En pas toen ik bij die kolonie kwam, kwam ik erachter dat Taylor… dat hij… ehm…’
‘Een bad boy is?’
Ze glimlachte. ‘Inderdaad. Ik begreep totaal niet waarom. Ik begrijp nog steeds niet waarom.’ Ze legde haar hoofd in haar handen. ‘Ik weet niet wat hij van me wil, June, maar ik denk niet dat hij er net zo over denkt als ik. Ik bedoel… ik zie hem nog steeds als mijn broer… dacht ik. Ik weet het niet meer.’
Precies op dat moment ging de deur open en kwam Taylor binnen, gevolgd door Justin, Emily en het kleine jongetje met dezelfde donkere haren als Justin moest Stef wel zijn.
‘Hallo,’ zei Taylor. ‘Hadden jullie het over mij?’
Ailey bloosde, mompelde ‘doei’ tegen mij en ‘hoi’ tegen Justin en verliet mijn kamer.
Even dacht ik dat Taylor haar zou volgen, maar toen zuchtte hij en bleef waar hij was. ‘Het was echt erg gemakkelijk om ze hierheen te krijgen, minnetje. Hun moeder is op zakenreis voor veertien dagen, dus Emily kwam oppassen. Ik had ze allemaal erg snel overtuigd.’
‘Dank je,’ zei ik. ‘Je kunt gaan.’ Ren maar weer achter Ailey aan.
‘Wacht… ze gaan toch niet allemaal hier slapen?’ vroeg Taylor geschrokken.
Ik keek naar mijn minstens vijfpersoonsbed. ‘Jawel. Ik ga wel op de slaapzaal slapen.’
Justin deed zijn mond open, maar Taylor was hem voor.
‘Komt niets van in, de grootmeester zal me vermoorden als ik dat toelaat,’ zei Taylor. ‘Een van hen slaapt in mijn kamer, ik slaap wel bij Munro.’
‘Ik ga daar wel. Stef moet bij zijn broer blijven,’ zei Emily, maar volgens mij wilde ze vooral weg van mij. Ze pakte haar weekendtas en volgde Taylor.
‘Dus er komt een gigantisch gevaarlijke Syreni kolonie hierheen, huh?’ vroeg Justin na een ongemakkelijk stilte.
Ik knikte. ‘Ze zijn er zelfs al. Ik wilde gewoon zeker weten dat jij en je familie ook in orde waren.’
Hij keek me aan met een vreemde blik in zijn ogen. ‘June…’
Stef liep naar me toe. ‘Is dit die zeemeermin?’ vroeg hij bruut aan Justin.
Ik verstijfde.
Justin lachte. ‘Nee, Stef. Zij is een Syreni. Ze gaat mij niets aandoen en jou ook niet.’
‘Je hebt het hem verteld?’ vroeg ik.
Hij knikte. ‘Onderweg hierheen was hij zo bang. Ik moest hem het uitleggen. Ik had geen andere keuze.’ Zijn ogen keken me aan, zoekend naar begrip.
Ik bleef hem met lege ogen aankijken.
‘Wat gaat er nu gebeuren? Hoelang moeten we hier blijven?’ vroeg Justin.
‘Zolang als het gevaarlijk is in Syreni Valley. Zolang als jullie een risico lopen,’ antwoordde ik.
‘Ik moet ook naar school, June. En Stef ook. En Emily heeft haar winkel. En…’
‘Ik weet het, Justin. Ik weet het, maar voor nu is het gewoon het belangrijkste dat jullie veilig zijn.’ Ik keek hem bezorgd aan, doodsbang dat hem iets zou overkomen.
Justin keek me nu ook recht aan en ik weet niet precies wat er gebeurde, maar het leek alsof de kamer en Stef verdwenen en wij op onze eigen persoonlijke planeet waren geland.
Na een tijdje wendde hij zijn blik af en landde we weer op aarde. ‘Dus… waar slapen wij?’
Alleen Stef paste op de bank en een matras kon ik niet vinden.
En ik wilde al zeker niet naar mijn vader om er een te vragen. Hij zou me vermoorden als hij wist dat er jongens – mensenjongens – in mijn kamer – sorry, slaapvertrek – zouden slapen.
Toen we alledrie doorhadden dat er maar één optie was, hielden we er abrupt over op.
Het was half tien toen iemand van de Volucre me wat te eten kwam brengen en me vertelde dat inmiddels bijna iedereen van mijn kolonie er was. Dit gesprek vond op de gang plaats, want hij mocht absoluut mijn kamer niet in, maar Justin Stef aan het klaar maken was op te gaan slapen.
Ik moest bekennen dat ik ook doodop was, dus ik pakte mijn tas en trok mijn pyjama eruit. O nee. Precies nu had ik mijn Mickey Mouse pyjama meegenomen!
Ik zuchtte en precies op dat moment kwamen Stef en Justin mijn badkamer uitgelopen. Justin droeg een joggingbroek met een zwart shirt en Stef een superschattige Superman pyjama. Eerder had Justin me al gewaarschuwd dat hij het niet leuk vond om schattig gevonden te worden, maar ik kon mezelf niet verzetten tegen de jongen die Justin met een pruillip aankeek. ‘Mag ik bij jou slapen?’
Justin keek naar mijn gigantische bed en naar mij en knikte. ‘Natuurlijk.’
Terwijl Stef en Justin het bed instapte, nam ik de badkamer in beslag. Ik voelde me vreemd… normaal. De badkamer zag er normaal uit en ik zag er normaal uit. Dit had een normale avond kunnen zijn, in een normale badkamer. Ik zou zo meteen gaan slapen in een normaal bed.
Met Justin en zijn broertje erin.
Ik schudde met mijn hoofd en liet mijn tandenborstel bijna vallen. Niet zo piepen, June, zei ik boos tegen mezelf. Je gedraagt je alsof dit een normale avond is, maar dit is een noodgeval!
Nadat ik mijn pyjama aangetrokken had, bleef ik in de deuropening van de badkamer staan.
Stef lach tegen Justin aan en namen samen maar de helft van het bed in beslag. Zij gebruikte de grote deken en de deken die ik in de kast had gevonden lag aan de andere kant van het bed, waardoor ik zenuwachtig slikte.
Precies op dat moment keek Justin op.
Hij zag me staan, maar zei niets. Hij keek me alleen maar aan en in het donker kon ik niet zien hoe zijn gezicht eruit zag.
Ik pakte een glas water en zette het op het nachtkastje aan mijn kant van het bed. Precies op het moment dat ik een slokje water doorslikte, vroeg Justin: ‘Ik kan hem misschien bij Emily neerleggen en dan ga ik op de bank liggen.’
‘Alsof jij dan lekker slaapt,’ zei ik, geen rekening houdend met het feit dat het water van net me een Syrenigebit had gegeven.
Justin keek me een tijdje gefascineerd aan, maar keek toen weer naar zijn broertje. ‘Nee. Waarschijnlijk niet.’
Eerst vouwde ik mijn kleren op en deed ze in mijn tas voordat ik het bed instapte en heel hard probeerde niet naar Justin te kijken.
Toen ik uiteindelijk aan zijn ademhaling hoorde dat Justin sliep, sloot ook ik mijn ogen en liet de slaap me meenemen.
Hoofdstuk 19
~¤~
Ik werd wakker van iemand die hard op de deur klopte.
Justin schrok ook gelijk op, maar Stef draaide zich alleen maar een klein beetje in de armen van Justin.
Ik stond op en opende de deur.
Ailey stond daar, met een matras in haar handen. ‘Ik wilde alleen even kijken of jullie een matras of zo nodig hadden.’ Ze keek de kamer binnen. ‘Slaap jij op de bank?’
Ik schudde mijn hoofd en nam het matras van haar over. ‘Dank je wel,’ zei ik.
‘Graag gedaan,’ zei ze glimlachend.
Het matras was dun en niet erg comfortabel, maar omdat ik nu echt dat bed in meer in durfde, legde ik het op de grond en pakte mijn deken van het bed.
‘June?’ mompelde Justin, half weer in slaap.
‘Wat is er?’
‘Laat mij daar slapen,’ mompelde hij, iets wakkerder dan eerst. ‘Ik ben hier de gast, ik slaap op het dunne matras.’
‘Ik ben hier ook te gast. Jij moet bij je broertje blijven liggen.’ Hij zuchtte, pakte de slapende Stef op en legde hem samen met de deken op de bank. Vervolgens pakte hij mijn deken en gooide hem weer op het bed.
‘Prima. Anders had jij toch geen deken,’ zei ik voordat ik me op het matras liet vallen en me tot een bolletje kromde.
‘June…’
Ik siste dreigend naar hem.
Hij zuchtte nogmaals, maar stapte vervolgens het bed weer in.
Ik was zo moe dat ik eerder sliep dan hij.
Ik werd wakker met een arm om me heen.
Ik lag in het grote bed.
En Justin lag naast me.
Hij lag boven de dekens, met kippenvel op zijn armen. Had hij me toen ik sliep het bed ingedragen en zijn dekens opgeofferd voor mij?
Hij lag schuin, alsof hij eerste helemaal aan de andere kant van het bed had gelegen, en had een arm over mijn middel geslagen, zij gezicht vlakbij het mijne.
Voorzichtig stak ik mijn hand uit en raakte zijn wang aan. ‘Justin,’ fluisterde ik voorzichtig, mijn hand nog steeds op zijn gezicht. ‘Justin?’
Langzaam opende hij zijn ogen. Ik wilde opstaan, wetend dat hij wakker was, maar hij hield me tegen door mijn hand te pakken. ‘Blijf,’ murmelde hij en hij kneep zacht in mijn vingers. Vervolgens viel hij weer langzaam in slaap en zijn hand verloor de greep om de mijne.
Diep in me smolt er iets toen hij daar zo lag. Voorzichtig boog ik me voorover en fluisterde in zijn oor: ‘Justin. Wakker worden. Of… ik vermoord je!’ Ik porde in zijn buik en Justin sprong op.
‘June! Jezus, sinds wanneer maak jij grappen?’ vroeg hij geschrokken.
Ik lachte. ‘Sinds je daar echt ontzettend schattig was,’ zei ik, nog altijd lachend.
Hij grijnsde, blij met mijn luchtige stemming. ‘Je krijgt op je donder. Kieteldood!’ Justin duwde me in de kussens en begon me genadeloos te kietelen.
‘Stop! Alsjeblieft! Genade!’ riep ik tussen het lachen door. Ik schopte hem en sloeg om me heen, maar het feit bleef dat hij sterker was dan ik.
Uiteindelijk wist ik me los te wurmen en ik wilde het bed uit vluchten toen Justin een kussen naar mijn hoofd gooide.
Langzaam draaide ik me naar hem om. ‘Dat deed je toch niet echt, hè?’ vroeg ik langzaam.
Justin grijnsde arrogant. ‘O, jawel. Wat ga jij er tegen doen?’
Ik pakte het kussen van de grond en sloeg het tegen hem aan. ‘Dat. Iets op tegen?’ vroeg ik op hetzelfde toontje.
Hij lachte. ‘Misschien moet ik je maar vastbinden. Je bent veel te gevaarlijk zo.’ Ik greep me bij mijn polsen en trok me tegen de leuning van het bed. Vervolgens begon hij me in het dekbed te wikkelen.
Ik giechelde. ‘Justin, stop. Ik meen het.’
‘Justin?’ zei Stef zachtjes.
Ik en Justin bevroren allebei en we realiseerden wat we aan het doen waren. We deden debiel. We gedroegen ons als kinderen. Kinderen die niet ondergedoken waren omdat er een Syreni kolonie in de stad was.
Justin stond op van het bed en liep naar Stef toe, die rechtop op de bank was gaan zitten.
‘Wat is er, Stef?’ vroeg Justin.
‘Er… stond iemand in de kamer.’ Stef wees naar de deur.
Ik draaide me geschrokken om naar de deur, nog steeds gewikkeld in dekens. De deur stond wagenwijd open.
O nee.
Ik had me al uit de dekens gewikkeld en rende de gang op, toen ik opeens Trixie tegen de muur zag zitten.
‘Trixie?’ vroeg ik verbaasd. Als zij degene was die had gezien dat Justin en Stef hier waren, dan zou ze normaal allang naar haar vader zijn gegaan om het door te vertellen.
‘Ik… ik mag eigenlijk ik blijven, omdat mijn ouders zich hebben aangesloten bij de andere kolonie,’ zei ze zacht. ‘Jij… mocht bepalen of ik mocht blijven of niet.’ Ze stond op. ‘Maar ik kan het denk ik wel raden.’
Ze liep weg, zonder verder nog iets te zeggen. Ik kon haar tegen houden, maar deed het niet. Ik wilde het ook helemaal niet. Maar ik wist dat wat ik deed verkeerd was.
Trixie bleef na een tijdje staan. ‘Ik begrijp dat je het mens niet kan laten gaan, maar je hebt geen macht om hem te veranderen. En als je dat niet hebt, dan is hij je ondergang.’
‘Wat bedoel je?’
Trixie draaide zich om. ‘Je hebt toch door dat je hem niet kan veranderen? Zelfs al wil je het niet doen, je kunt het niet. Dat betekent dat hij je partner niet is. Hij is niet degene naar wie je zoekt. Laat hem gaan.’ Toen draaide ze zich om en liep de gang uit.
Ik kreeg het vreemde gevoel dat ik haar nooit meer terug zou zien.
Toen ik terug op de kamer kwam, zat Stef aangekleed op de bank.
‘Hé, waar is je broer?’ vroeg ik.
Stef wees naar de badkamer.
‘O. Oké.’ Met een zucht liet ik me naast hem vallen.
De dingen die Trixie gezegd had bleven maar in mijn hoofd steken. Ze had gelijk, ik had de kracht niet om een partner te creëren. Dat betekende dat ik mijn partner nog niet ontmoet had, toch?
Er moest iets mis zijn met me, niet alleen omdat ik medicijnen heb geslikt die mijn Syreni af lieten sterven, maar ook omdat het niet logisch is om van iemand te houden voordat je hem kende. Want dat was de enige uitleg waarom ik hem als kind al niet kon vermoorden.
Ik hield van hem. Toen al.
Maar waarom leek het alsof het universum het niet met me eens was?
Hoofdstuk 20
~¤~
Als iemand op een middag naar je toe komt rennen, schreeuwend dat jullie aangevallen en dat jullie weg moeten vluchten, verwacht je natuurlijk dat ze een grapje maken.
Maar dit keer was dat niet het geval.
Munro kwam binnengestormd, in zijn pyjama, met grote geschrokken ogen. ‘Snel, iedereen! We worden aangevallen! Jullie moeten hier weg!’
Justin pakte Stef meteen op. ‘Waar is Emily?’
‘Taylor is al aan het zorgen dat die veilig buiten komt. Kop op! We moeten gaan! Nu!’ Munro rende de gang uit en ik rende zo snel ik kon achter hem aan.
‘June!’
Ik draaide me om en keek Justin aan. ‘Wat?’
Justin haalde me in, met Stef op zijn rug. ‘Door wie worden we aangevallen?’ vroeg hij.
‘De andere kolonie, denk ik.’
Luide sirenes klonken, mensen schreeuwen en allemaal mensen passeerden ons zonder ook maar naar ons om te kijken.
Ook Ailey kwam aangerend, gevolgd door Taylor en Emily. ‘Iemand heeft ons verraden,’ zei ze terwijl ze bij ons bleef staan.
O nee. ‘Ik denk dat ik wel weet wie.’ Ik slikte. ‘Trixie was hier gisteren. Ik heb met haar gesproken.’
‘Woah. En ze is weggegaan? Nee!’ Ailey keek Taylor bezorgt aan.
Hij knikte. ‘Jullie moeten hier weg. Nu. Allemaal.’ Toen Ailey bleef staan keek hij haar doordringend aan. ‘Nu!’
Ik stond als aan de grond genageld toe te kijken. Ook Justin maakte geen aanstalten om te ontsnappen.
‘Wat ga jij doen?’
‘Ik ga proberen om mijn vele misstappen goed te maken.’ Hij pakte Ailey’s gezicht in zijn handen. ‘Wees voorzichtig.’ En toen kuste hij haar, vol op haar mond.
Uit beleefdheid keek ik weg en ik zag dat Justin we recht aankeek. Ik bloosde en wendde mijn blik af.
Ik keek weer naar Taylor en Ailey, die elkaar inmiddels losgelaten hadden. Taylor keek ons allen aan. ‘Ga, nu!’
Hij rende weg en liet Ailey bij ons achter.
Ailey trok Justin, mij en Emily mee zonder verder een woord te zeggen.
Het leek alsof we uren renden. Soms haalden we mensen in, op andere moment waren wij degene die ingehaald werden.
Ik weet niet hoe lang we al aan het lopen waren voordat we een trap opgingen en uitkwamen midden in een bos.
Het duurde een tijdje voordat ik me realiseerde dat we op het eilandje beland waren.
‘Ha. Als ik het niet dacht. June redt alleen Justin.’ Trixie en Doris stonden tussen de bomen, hun armen over elkaar geslagen.
‘Wat bedoel je?’ vroeg ik.
‘Ach, wat bedoel ik?’ Trixie lachte. Een groep onbekende Syrenies kwam vanuit de struiken op ons af.
En toen zag ik dat ze gevangenen bij zich hadden. ‘Senna! Delia! Mam!’
Tot mijn verbazing zag ik Noxia uit de bosjes stappen, niet gevangen.
‘Noxia? Wat…’
Noxia keek me strak aan. ‘Niets persoonlijks, June.’ Ze lachte luid. ‘Maar je snapt niet waar dit om gaat. Dit is onze soort. Omgaan met mensen en de Volucre maakt je al een verrader. En ik houd van je, maar ik haat verraders.’
‘Je kiest voor hen,’ zei ik. ‘Waarom kies je voor hen?’
Trixie kwam tussenbeide. ‘Zij is degene die de juiste keuze maakte, June. Ik wil je trouwens nog bedanken. Als je me had laten blijven bij de Volucre, was ik net zo dom geweest als jij.’ Ze schudde haar hoofd. ‘Net als mijn ouders. En tja, die hebben er de volle prijs voor moeten betalen.’
Ik balde mijn handen tot vuisten. ‘Laat ze gaan, Trixie. Zij hebben niets verkeerd gedaan.’
‘O, dat weet ik. Het zijn gewoon mijn orders, June. Ik moest jou en de mensenjongen meenemen naar de thuisbasis. Dan mag ik ze weer laten gaan. Wil je dat? Dan overhandig je jezelf en Justin aan mij. Zijn familie mag wat mij betreft gaan.’
Ik keek naar Justin. Hij keek me aan en ik zag dat hij probeerde zijn angst onder controle te houden. ‘Ik… kan dat niet doen,’ zei ik uiteindelijk.
Trixie zuchtte. ‘Oké, dan moet dit maar op de harde manier. Grijp ze.’
De Syrenies lieten mijn moeder, Senna en Delia los en stormden op mij en Justin af. Ik verzette me. Beet in hun armen tot ik bloed proefde, schopte en sloeg, maar ik was niet sterk genoeg. Ze waren met teveel.
Toen een van hen zijn hand ophief om me neer te slaan, verzette ik me niet.
Toen ik wakker werd, lag ik op mijn buik op een ziekenhuisbed.
Toen ik rechtop ging zitten, zag ik dat ik een infuus in mijn hand had. Een groot apparaat tikte regelmatig en ik zag draden over mijn lichaam lopen.
Waar was ik?
‘Ah. Je bent wakker.’ Een vrouw met prachtige, blonde haren en grote, felblauwe ogen zat naast het bed waar ik op lag.
‘Wie bent u?’ vroeg ik verward. ‘U hebt me gekidnapt!’ Ik probeerde me los te wurmen uit de vele draden, maar ik voelde me te verdoofd om me te bewegen.
‘Ik ben Anastacia. Het hoofd van de noordelijke Syreni kolonie. En ik ben je moeder.’
Wat?!
Ze lachte toen ze mijn gezicht zag. ‘Och, heeft je vader het nou nog niet verteld? Ik ben de Syreni die hem veranderd heeft. De partner van je moeder stierf en toen je vader me verliet, werden ze verliefd. Nog geen maand daarna kwam ik erachter dat ik zwanger was.’
Dit… dit kon niet…
‘Ik moet zeggen dat ik verbaasd was toen ik erachter kwam dat het belangrijke Syreni-project mijn eigen dochter was.’
‘Hoe…’
‘Ben je bij je vader belandt? Ik heb je het water in gegooid op het moment dat je geboren was. Ik dacht dat je dood was. Helaas wist je naar je vader te komen. Je instincten zijn uitmuntend, maar dat is logisch. Aangezien je een Royal Syreni bent.’
‘Wat?!’
Royal Syrenies waren de hoogste Syrenies. Ze hadden ze beste instincten, waren het sterkst en hadden geen water nodig om te transformeren.
‘Erg jammer dat ze met je DNA geknoeid hebben. Een kruising tussen een Royal Syreni en een hooggeplaatste Volucre zou fascineren zijn geweest.’ Ze pakte een van de mappen die op het tafeltje dat naast haar stond lagen. ‘Je lichaam is erg aangetast. Je Syreni is bijna compleet gestorven.’ Ze keek op. ‘En ik ga hem vermoorden.’
‘Waarom?’
‘Omdat alles wat jou mijn dochter maakt daarin zit. Ik kan jou niet verdragen, je had moeten sterven op het moment dat ik je het water in gooide.’ Ze zuchtte. ‘Maar daar is het nu te laat voor. Ik zou je in kille bloede kunnen vermoorden, maar dan zou de Raad me vermoorden. Zij weten niet dat jij mijn dochter bent. Ze weten niet eens dat je een kruising bent.’
‘Maar dat betekent dat mijn zus…’
‘Je zus niet is. Is het je nooit opgevallen dat jullie in niets op elkaar lijken? Iedereen denkt dat de partner van je moeder stierf, ze een nieuwe vond en samen met hem nog een kind kreeg. Ik weet dat je vader je had herkend als mijn dochter. Je hebt mijn haren.’
‘Ik kan niet…’
Anastacia drukte op een knopje aan de rand van het bed. ‘Ik kan alles. Ik ben een Royal. En jij straks niet meer.’
Ik probeerde me los te trekken, te vechten, iets te doen, maar ik voelde hoe er verdoving mijn aderen in gespoten werd en ik kon er niets tegen doen.
Ik sliep voordat ik ook maar de kans had om erover na te denken dat ik misschien nooit meer wakker zou worden.
Hoofdstuk 21
~¤~
Ik weet nog goed hoe ik wakker werd.
Half.
Zo voelde ik me niet alleen, ik wist gewoon dat ik half was. Niet meer dan de helft.
Mensen – nee, Syrenies – die ik niet kende stonden om me heen en maakte aantekeningen terwijl ze dingen mompelde zoals ‘hartslag is constant’ of ‘zenuwen mogelijk aangetast.’
Monitoren piepten, zoemden, bezorgden me hoofdpijn. Ik had niet de indruk dat het ze kon schelen dat ik wakker was.
Anastacia kwam binnen. En even wist ik niet precies meer waar ik haar van kende, maar toen ik het me herinnerde, was ik woedend.
Juist. Mijn moeder.
‘Hallo, dochtertjelief. Wat zie je er weer… uit vandaag.’ Ze pakte een van de klemborden van iemand over en las. ‘Perfect. Het heeft gewerkt.’
‘Wat hebben jullie gedaan?’ vroeg ik woedend.
Ze keek op van haar ordner en keek me recht aan terwijl ze zei: ‘We hebben je gedrogeerd terwijl je Syreni was.’
‘Dan hoor ik toch…’
‘Nee. Jij niet. Normale Syrenies wel. Maar jij bent een kruising. Jouw Volucre kan tegen droogte. Dus we hebben je Syreni eruit gedroogd.’ Ze gaf het klembord aan de eigenaar terug. ‘Nu het blijkt dat dat dus mogelijk is, ben jij verder een Volucre, dus totaal niet bruikbaar voor me. Ook zit ik nu min of meer te wachten op een aanval van zowel de Volucre als jouw Syrenivriendjes.’
‘Wat bedoel je?’
‘Ik bedoel dat ik ga doen wat ik bij je geboorte ook heb gedaan. Je in het water gegooid, maar dit keer, heb je geen Syreni om je tegen het water te beschermen.’
Ik zat in een soort vreemde doos.
Het was er donker, op de zuurstofgaten bovenin na.
Ik werd gedragen, maar ik heb geen idee waarheen. Ik dacht eigenlijk niet echt veel na. Er was veel te veel gebeurd om te verdragen.
Toen de doos uiteindelijk open werd gemaakt, was het een klep aan de onderkant. Ik viel op de grond, mijn gezicht in de aarde. Ik wist waar dit was. Aan de rand van de stad was er een klein bos, waar de zee ook aan grensde. Maar daar was er aarde in plaats van zand.
‘Zo wil ik het zien. Mijn nooit gewilde dochter kruipend in het stof voor haar moeder. Haar laatste momenten zijn glorieus.’ Anastacia knipte in haar vinger. ‘Gooi haar erin.’
‘Nee, alsjeblieft…’ Maar toen hadden ze me al opgepakt. De assistenten droegen mij het water in totdat het bij hun tot hun middel kwam en gooide me vervolgens het water in.
Het was hier veel dieper en ik zag niets. Mijn Syreni was er niet. Ik had geen zintuigen meer om in het water te kijken. Geen zintuigen meer om te zien wat onder en boven was.
Ik probeer omhoog te zwemmen, maar zwemmen leek een onnatuurlijk iets voor me. Ik kon het niet. Uiteindelijk dacht ik dat ik naar boven aan het zwemmen was, maar ik stootte mijn hoofd tegen iets hards.
Lucht! riepen mijn longen. Ik kon ze alleen niet geven wat ze wilden.
Ik weet niet hoelang ik vocht voordat ik de strijd opgaf.
‘Wat is dat?’
‘Het is een meisje!’
‘Leeft ze nog?’
Stemmen. Bekende stemmen. En toch vreemd. Ik leefde nog? Ik… was uit het water. Hoe is dat gebeurd?
‘Kyle! Wat doe je?’
Kyle?
‘Ik moet toch checken of ze leeft, Kels. Ga een leraar halen.’ Kels? Kelly! Kyle en Kelly waren hier!
‘Kyle,’ wist ik te zeggen terwijl hij mijn arm vastpakte. Ik knipperde met mijn ogen, maar zag niets anders dan mijn eigen haar.
‘June? O mijn god! Kels! Het is June!’
‘Wat?’
‘Kels! Ga een leraar halen!’
‘Oké, oké. Ik ga al! Jezus! Het spijt me vreselijk dat ik me zorgen maak om mijn eigen vriendin.’
Ik probeerde rechtop te zitten en uiteindelijk lukte het me met hulp van Kyle. ‘Wat is er gebeurd? Hoe ben ik…’
‘You tell me. Ik en Kelly waren over het strand aan het lopen toen we jou opeens zagen liggen. Waar ben je geweest?’
‘Wat doen jullie hier?’ vroeg ik in plaats van antwoord te geven op zijn vraag.
Kyle keek me verbaasd aan. ‘Het is kampweek, June. Eigenlijk zouden we naar Frankrijk gaan, maar vanwege al die plotselinge verdwijningen raadde de politie dat af. Dus ging de klas hier kamperen.’
Het kamp! Ik was het helemaal vergeten! ‘Wat bedoel je met verdwijningen?’
‘Nou ja, om maar wat te noemen. Ailey, Trixie, Delia, jij, Justin… alleen weg zonder ook maar één bericht achter te laten! Iedereen dacht dat jullie ontvoerd waren, of zo.’
Ik mijn geval zaten ze er niet eens ver naast. ‘Zijn de anderen al terecht?’
Kyle schudde zijn hoofd.
Meneer Joe en Kelly kwamen aangelopen. ‘June! Godzijdank! Hoe ben jij hier beland?’
‘Ik… ik…’
Meneer Joe pakte zijn telefoon uit zijn jaszak. ‘Maakt ook niet uit. Ik bel het alarmnummer.’
‘Maar ik…’
‘Maak je geen zorgen, June,’ zei Kelly terwijl ze naast me neerknielde. ‘Alles komt weer helemaal goed.’ Ze had tranen in haar ogen terwijl ze herhaalde: ‘Alles komt weer goed.’
Hoofdstuk 23
~¤~
Na drie dagen in het ziekenhuis te hebben gelegen, politie te hebben gesproken en mensen die ik niet eens kende te verzekeren dat het goed met me ging, mocht ik naar huis.
Nou ja. De kolonie had mij zo’n beetje uitgespuugd en mijn moeder werd nog steeds vermist. Ook van mijn vader was geen spoor te bekennen.
Ik logeerde bij Kelly. De logeerkamer was klein en muf, maar het was precies wat ik nu nodig had. Ailey, Isabel, Kyle, William en Simon kwamen regelmatig langs. Delia was samen met de Syreni-familie compleet buiten het plaatje.
En misschien was dat maar beter ook, want strikt genomen was ik niet eens een Syreni meer.
De eerste dag dat ik onder de douche stond, dacht ik dat ik gek werd. Het water voelde niet verkeerd aan, gewoon anders. Niet… water zoals ik het zestien jaar lang gekend had.
Ik denk niet dat Kelly en haar ouders begrepen waarom ik dagenlang achter elkaar elke keer moest huilen als ik ging douchen.
Het vreemde was dat Justin niet op bezoek kwam. Ik vond het niet erg,ik had tijd nodig om na te denken, maar het verbaasde me.
Maar het vreemdste bezoek dat ik had, waren Munro en Taylor.
Ik lag half verstopt in mijn bed en Munro en Taylor zaten op de rand ervan. Kelly had heel subtiel (uhum) de kamer verlaten.
‘We moeten je iets vertellen en aangezien Ailey je het niet nu wil zeggen…’ Munro stopte.
Taylor nam het eenvoudig over. ‘Dit moet je gewoon weten. Dit is niet iets wat achter gehouden moet worden.’
‘Oké. Vertel.’ Als het slecht nieuws was wilde ik het het liefste zo snel mogelijk achter de rug hebben.
‘Tijdens de binnenval van de Syrenies,’ zei Taylor. ‘Zijn er een paal belangrijke hoofden van de Volucre vermoord.’ Hij keek me veelbetekenend aan.
Nee. Nee. ‘Je bedoelt toch niet…’
‘Jawel,’ zei Taylor, met broeiende ogen. ‘Je vader is dood, June. Het spijt me, maar ik vond dat je het moest weten.’
‘Nee. Je liegt. Je liegt!’ Ik sloeg mijn handen om mijn oren en kneep mijn ogen dicht. Dit is maar een droom, dit is maar een droom, dit is maar een droom…
‘Het goede nieuws is dat we een nieuw thuis voor je hebben gevonden. De jeugdzorg heeft het plan al goedgekeurd.’
Dat haalde me uit mijn verdoofde toestand. Mijn wanhoop maakte plek voor verbazing en verdrong het feit dat mijn vader dood was. ‘Wat?’
‘Ze willen je bij onze groep, June.’ Munro glimlachte flauwtjes.
Ik snapte het nog steeds niet. ‘Wat?’
Taylor zuchtte. ‘Wel. Als je het logisch bekijkt, ben je nu een volbloed Volucre. Het is niet meer dan logisch dat je je bij ons voegt. En Darren heeft zich al aangeboden als pleegvader. Hij is al helemaal goedgekeurd. Je zou, zodra de zaak rond is, meteen meekunnen.’
‘Waarheen?’
‘New Orléans. Onze oude hoofdkwartier is daar. Het is natuurlijk jouw keuze,’ zei Taylor toen hij zag dat ik de wanhopige blik weer in mijn ogen kreeg. ‘Maar ik zou hem aannemen als ik jou was.’
Toen stond Taylor op en Munro volgde zijn voorbeeld. ‘Justin staat op de gang te wachten tot wij klaar zijn met ons gesprek,’ meldde Munro me. ‘Zal ik hem naar binnen sturen?’
Aha. Dus hij was toch gekomen.
Ik stond op en liep naar het raam. Terwijl ik naar de boulevard keek en naar het strand, daar in de verte, zei ik: ‘Ja.’
Ik wist niet hoelang het duurde voordat hij in de kamer stond. Ik wist niet hoelang het duurde voordat hij zijn mond opendeed. Het leken seconden, minuten, uren, dagen, maanden, jaren.
‘Gaat alles goed met je?’
‘Mijn vader is dood. Mijn Syreni is dood. En ik heb de indruk dat mijn eigen familie me nooit meer wil zien. Wat denk je?’ Ik staarde boos naar de huizen, alsof zij dit alles hadden veroorzaakt.
Ik hoorde Justin bijna ineenkrimpen. ‘Sorry. Ik… Het was aardig bedoeld.’
Langzaam draaide ik me om. ‘Weet ik.’
Hij nam me verbaasd in zich op. Was ik zoveel veranderd? Of zocht hij juist naar verandering.
Toen hij een stap dichterbij wilde zetten, deinsde ik achteruit. ‘Wat doe je?’ vroeg ik.
Hij bleef verward staan. ‘Ik… ik…’ Hij liep weer naar me toe en stak zijn hand uit, alsof hij mijn wang aan wilde raken.
‘Raak me niet aan!’ Ik duwde hem opzij en rende naar de andere kant van de kamer. ‘Ik meen het, Justin. Raak me niet aan.’
‘Wat is er?’ vroeg hij.
‘Hoorde je niet wat ik net zei? Mijn Syreni is dood, Justin. Ik… ik ben dood.’ Ik liet me langs de muur naar beneden glijden en begroef mijn gezicht in mijn handen.
Justin zei niets. Misschien wilde hij niets zeggen, of misschien had hij niets te zeggen.
Ik was woedend. Woedend op Justin, op de mensen die mijn vader hadden vermoord, op mijn ouders, omdat ze nooit verteld hadden dat ik hun dochter niet was, maar bovenal op mezelf. Omdat ik alles fout gedaan had. Ik had mijn hele familie en Justin en zijn familie in gevaar gebracht. En waarom? Omdat ik niet simpelweg los kon laten?
Nooit meer. Nooit zal ik meer zwak zijn. Vanaf nu, zal ik mijn halve leven lijden hoe ik het zelf wilde. Geen gevoelens, geen twijfels.
Maar daarvoor moest ik een paar dingen doen.
‘Ga weg,’ zei ik.
‘June…’
Ik keek fel op. ‘Ga weg, zei ik. En kom niet meer terug. Heb je niet door dat ik je in gevaar heb gebracht, keer op keer? Heb je niet door dat alles wat ik heb gedaan, jou alleen maar meer in gevaar heeft gebracht? Ben je zo blind? Zie jij zelfs de o zo duidelijk waarheid niet?’
‘June, alsjeblieft. Dit is niet…’
Ik keek naar hem op. Om hem weg te jagen, moest ik hem pijn doen. Veel pijn. ‘Weet je hoe we partners creëren, Justin?’
‘Wat? Ik…’
‘Als een vrouwelijke Syreni van een mens houdt, krijgt ze de kracht om hem te veranderen. In een Syreni, uiteraard. Ik heb die kracht nooit gekregen.’
Ik kijk hoe zijn gezicht veranderde. Eerst keek hij vertwijfeld, toen wanhopig en geschrokken.
‘Ik houd niet van je! Dus stop me jezelf en iedereen waarvan je houdt in gevaar te brengen voor iemand die geen snars om je geeft! Je kunt wat mij part doodrotten. MENS!’
Hij zuchtte, sloot zijn ogen, opende ze weer en zei: ‘Oké, ik ga al.’ Hij liep naar de deur en opende hem. Voordat hij er daadwerkelijk doorheen liep, zei hij: ‘Maar je realiseert je toch wel dat jij een van de personen bent waarvan ik houd, toch?’
Voordat ik kon reageren, of zijn woorden ook maar kon begrijpen, was Justin weg. De deur viel zachtjes dicht.
En toen begon ik dan toch eindelijk te huilen.